dinsdag 1 november 2016

In de Appenijnen

Ten slotte mocht ik binnen in de kerk slapen. Voor de ramen waren luiken die mijn kamer zo donker maakten, dat ik mij versliep. Onderweg was overal support van voorbijgangers. Ze staken een duim op, begroetten mij uitbundig, of zeiden zoiets als: 'Brave, brave!' In een kleine plaats ging ik in een bar. Ik hoopte dat ik er brood zou vinden voor de volgende 30 kilometer zonder supermarkt. De man achter de bar riep: 'Ja, kom er in met die wagen! Jij bent een Hollandse, want alleen Hollanders maken zulke reizen. Je bent de eerste die ik ontmoet die lopende is, dat wel.' Hij vroeg waar ik overnachtte. 'Meestal in de natuur,' antwoordde ik. Hij zei: 'jij bent een sterke vrouw hier in de berg is een wolf.' In één adem door zei hij het zo. Het brood schonk hij mij om mijn moed. Hij wilde dat ik in Rome één moment aan hem zou denken. Ik wist al dat ik heel vaak aan hem zou denken, om de informatie over de wolf. Een vrouw in de bar kwam bij ons. Ze woonde in Loiano, waar ik voorbij zou komen. We hoopten dat we elkaar daar opnieuw zouden zien.  Deze eerste echte dag in de Appenijnen, klom ik 800 meter. Ik bereikte Loiano in de schemer. De plaats was veel groter dan ik had verwacht. Dat was in schemer niet zo fijn. Ik kwam de vrouw uit de bar daar weer tegen met haar kinderen. We waren allebei verrast. Een bekende tegen komen, is nu een kleine wonder. Ze wees me waar ik een supermarkt kon vinden. Na de supermarkt was het vrijwel donker. Sinds het toch wel moeilijk zou worden om een plek te vinden, ging ik eerst chocola eten.  Ik probeerde drie keer te vragen of ik ergens in een tuin kon blijven. De eerste bij een autobedrijf. De man zei dat ik problemen zou krijgen met de beveiligers die in de avond langs zouden komen. De tweede had helemaal geen tuin. Bij de derde blafte een hond zo agressief als ik nog nooit gehoord had. Daar durfde ik niet eens naar de voordeur te gaan. Dat was het laatste huis van die plaats. De onverlichte weg ging weer omhoog. Er was veel mist, ik zag feitelijk niets meer. Mijn zaklamp gebruikte ik om zichtbaar te zijn en te zoeken. Rechts van de weg was een diep dal, links van de weg een steile helling. Na twee kilometer kwam ik op een kleine panorama. Een uitkijkpost. 'Dit zal het moeten zijn,' dacht ik. Eerst zitten op een van de bankjes en er over nadenken. Er kwamen veel auto's langs die plek. Andrea uit Meran belde op. Ik had wel gewild dat hij mij kwam halen, maar dat is inmiddels drie uur rijden. Ik belde mijn moeder. Het was precies een jaar geleden sinds mijn vader stierf. We konden niet geloven dat de tijd zo snel was gegaan. Tenslotte belde ik met Egmond die mij goede moed gaf. Ik merkte op dat één plek achter een bankje tamelijk buiten het bereik van de koplampen bleef. Daar kon ik met mijn matras achter liggen. Niet in mijn tent, sinds de tent boven het bankje uitstak. Mijn wagen legde ik achter een ander bankje. Mijn tassen en mijn schoenen bond ik aan een paal. Mijn zaklamp, paspoort en telefoon deed ik in mijn slaapzak. Ik sliep feitelijk goed, 10 meter van de weg af. Goed en warm en in de morgen vroeg gewekt door de eerste auto's en het licht. Die soort avonturen zijn achteraf nogal cool. Maar vooral achteraf. Vandaag liep ik over het hoogste punt van mijn reis door de Appenijnen. Ik zocht nu wel eerder een plek voor de nacht. Ik hoor een uil. Ik hou veel van dat geluid. Voor de wolf heb ik een paar oplossingen: ik maak mij klein, ik schijn in zijn gezicht met mijn zaklamp, ik spuit met mijn pepperspray of ik steek mijn campinggas aan. Als ik bang ben dat een mens mij vindt, leg ik mijn wagen voor de ingang van mijn tent. Voor de wolf zal dat niet uitmaken. Mijn eten hang ik in een boom, behalve wat ik echt niet kwijt wil: mijn boterdoos met boter en de honing. Ik heb niet gehoord van beren hier. Echt bang ben ik nu nog niet, want wolven zoeken meestal geen mensen. Ik gebruik mijn zaklamp zo weinig mogelijk, sinds een zaklamp lijkt op het drinken van zout water. Als ik mijn zaklamp aan doe, zie ik de omgeving niet. En als ik hem weer uit doe, zie ik helemaal niets meer. Dan moet ik hem weer aandoen om iets te vinden. Ik kijk met mijn zaklamp meestal wel of ik niet op een slang zal plassen of als ik in mijn route wil kijken waar ik ook alweer ben. 
Ik ben nu 53 kilometer vandaan Florence. Mijn eerste grote doel, Rome, is nog 475 kilometer lopen. Minder dan het Pieterpad. Het is hier heel erg mooi. In de morgen wil ik eerst mijn winterjas en handschoenen aan. Twee uur later loop ik in mijn hemd.

3 opmerkingen:

  1. bedankt, Sophie, voor het meereizen. Doe je voorzichtig? Ik tref je weer. liefs.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik doe in ieder geval nooit onvoorzichtig (((-:
      Ik vind het fijn dat je meereïst!

      Verwijderen
    2. Ik doe in ieder geval nooit onvoorzichtig (((-:
      Ik vind het fijn dat je meereïst!

      Verwijderen