zondag 30 oktober 2016

De eerste heuvels

Hallo Ik zag een dode dier op straat liggen. Een beetje dik met korte pootjes. Op zijn hoofd heeft hij een hanenkam en zijn bruine vacht eindigt in lange stekels. Ik weet niet wat het is. Ik was mijn portemonnee vergeten, ik moest twee kilometer terug. En aan het einde van de dag verloor ik de weg. Om die dingen liep ik niet ver. Ik probeerde het in de laatste uren nog in te halen. Ik vroeg aan een oude man naar de weg. Hij zou een stukje meelopen. Hij praatte heel veel en hij liep heel langzaam. Soms bleef hij zelfs stil staan. Hij liep een lange tijd mee. Ik was ongeduldig. We liepen over een drukke autoweg. Ik begreep dat hij mee wilde lopen naar het volgende dorp. 'Oké, plan B dan', dacht ik, 'Plezier hebben in het nieuwe tempo.' Ik zei: 'Zullen we een selfie maken?' We maakten een selfie aan de kant van de drukke straat. De man wilde met zijn telefoon ook een foto maken. Hij hield zijn telefoon omhoog. Op het scherm zag hij het handvat van mijn wagen, maar hij begreep niet wat het was en ook niet waarom hij ons niet kon zien in het beeld. Zijn telefoon kon geen selfies maken.  Ik maakte een foto terwijl we probeerden goed voor de lens te staan. Hij stond er half op of ik stond er half op. Het kostte veel tijd, maar het maakte niet meer uit. Ik dacht dat hij zei dat hij bij het volgende dorp links zou gaan waar mijn weg rechts was. Maar na het dorp liep hij nog steeds met mij. En het volgende dorp was twee kilometer verder. Ik vroeg waar zijn huis was, ik zei dat het een uur eerder donker zou zijn vanavond, dat ik graag wilde dat hij terug ging. De man bleef bij mij. Ik dacht: 'Allemachtig! Ik kan die man toch niet in het donker op deze drukke weg terug laten lopen. Hoe krijg ik hem zo ver dat hij naar huis gaat.' We hadden een uur over twee kilometer gedaan en het begon te schemeren. Ik begon harder te lopen, de man moest bijna rennen. 'Tranquille!', zei hij. 'Ik kan bijna niet meer tranquille', antwoordde ik. Toen nam de man afscheid. We bedankten elkaar. Ik zag dat ik de Appenijnen in gelopen was. Ik nam de eerste de beste zijweg om een slaapplek te zoeken. Een vrouw kwam in een hele oude auto mij voorbij. Ik zag een hek elektrisch dicht gaan, ik begreep dat deze weg naar priveterrein leidde. Ik draaide om en zag de auto met de vrouw op mij wachten. Ze vroeg mij iets. Ik begon te praten. Dat ik van Holland kwam, op weg naar Rome. Ik kon nog altijd de weg zijn kwijtgeraakt, maar ze had het door. 'Daar bij de kerk kun je slapen,' zei ze.  De priester van de kerk leek meer op een boer. Oude kleren, vieze handen, een grote houten kruis om zijn nek. Ik mocht gerust mijn tent daar opzetten. Hij ging weer verder sleutelen aan een fiets. Ik zat een tijdje achter de kerk. Een Afrikaanse jongen uit Gambia keek uit het raam van de kerk naar mij. Hij woonde daar met andere Afrikanen. Hij hielp mij met mijn spullen. En de priester kwam aan met de fiets. Die had hij voor de Afrikaanse jongen geregeld en gerepareerd. Ik herinnerde mijn verblijf in Bassano del Grappa bij de priesters. Die waren druk met meetings. Deze priester werkt met zijn handen en hij rijdt op een motor. In de avond vroeg hij of ik het goed had. Hij bracht mij appeltaart.

Ik was vandaag naar de supermarkt gegaan. Een caissière liet zien hoe ik zelf mijn boodschappen kon scannen. Ze zei: 'Je hebt een grote wagen bij je.' Ik antwoordde dat ik een wandeling maakte.  'Dat heb ik gelezen op Facebook,' zei ze verrast en ze vertelde mijn hele verhaal. Uit Nederland naar Rome, blond en lang en met een tent. Maar niet in een hotel of B&B. Een klant maakte een foto van ons. Ik vroeg de caissière de groeten van mij te doen op Facebook. 

zaterdag 29 oktober 2016

Povlakte

Aan de Po sliep ik in een soort paradijs met verschillende kleuren groen. Bomen met lange slingers in een woud van hedera. Het leek een soort dorp, sinds de bomen hutten maakten. Ik sliep in één er van. Op de grond zag ik lichtjes aan en uit gaan. Ik begreep niet precies wat ik zag. Ik wist daarom ook niet zeker of ik het echt zag. Dat is zo gek, dat je je eigen ogen niet gelooft, zodra het niet meer gekend is. Het moeten lichtgevende diertjes zijn.

De bugpovlakte was uitgestrekt. Ik kon kilometers ver kijken zonder een boom. Sempre dritto was het hier: eeuwig recht vooruit.  De aarde was zwart, de lucht grijs. Overal huizen met hekken en kleine hondjes. Als ik langs liep, stormden ze naar het hek, begonnen te blaffen. Na een halve minuut blafte de hele buurt. Ik vond het niet fijn en ik werd na een paar dagen moe er van. Vandaag vertelde iemand dat er veel hekken en honden zijn om veel criminaliteit vanwege de Roemenen. Een idee of echt waar, het is allebei mogelijk. 

Ik was blij toen ik bij de Po aankwam, voor afwisseling. Maar veel leven was daar ook niet. Ik zag geen enige boot. 

Morgen kan ik in de Appenijnen zijn, daar kijk ik naar uit. Ik kampeer nu al veel nachten in een tuin omdat ik bijna geen bosjes vind. Het is gezellig en ik hoef niet in de avond tot ik ga slapen op ieder licht of geluid te letten. Ik douche bijna vaker dan thuis. Een nacht sliep ik bij drie gezinnen van één familie bij elkaar, in een deel van het huis dat werd verbouwd. Ze spraken evenveel Engels als ik Italiaans. Ik douchte bij de één, at bij de ander en sliep bij de derde. Waar ik at, lachtte de vrouw van het huis als een cabaretier. Haar lach was een taal op zichzelf, zoals: het maakt niets uit of je wel of niet begrijpt wat ik zeg. In de morgen bij de koffie gaf ze mij een kaartje van de zwarte Maria en Jezus uit Sicilie. Gister kampeerde ik bij een boer. Al mijn kleren konden in de wasmachine. Na elf weken ben ik daardoor nog altijd schoon! Vannacht slaap ik in Búdrio. De schoondochter werd gehaald, omdat ze Engels spreekt. Ze is een Griekse architecte. Soms wordt het een hele drukte als ik ergens kom. Ik moet er veel om lachen en op de zelfde tijd vind ik het hartverwarmend. De Griekse architecte vertelde mij over de goden van Griekenland en over de betekenis van mijn naam. Toen zei ze dat ze jehovagetuige is. Dat was bijna het laatste dat ik had verwacht. Ze zou wat Engelse lectuur voor mij opzoeken dat ik onderweg kon lezen. Daaraan kon ik het herkennen: jehovagetuige. 

Ze schreef voor mij een brief in het Grieks, voor als ik in Griekenland wil vragen of ik in de tuin mag blijven met mijn tent. 

In een vreemde taal heb je feitelijk maar weinig woorden nodig om veel te kunnen zeggen. De vrouw van het huis waar ik vannacht kampeer was nieuwsgierig waarom ik precies aan haar vroeg of ik in de tuin kon blijven. Ze veegde de straat. We hadden elkaar gegroet en na 10 meter was ik omgekeerd om haar te vragen of ik in haar tuin mocht blijven. Ik herinnerde de bordjes bij kerken en winkels als ze open zijn: aperto. Ik antwoordde: 'Ik zag je gezicht. Het was open.' Ik weet ook het woord voor licht en donker. Daardoor konden we discussiëren of de klok vannacht vooruit of achteruit gaat.
Ze vroeg ook hoe ik mijn telefoon opgeladen houd. Ik antwoordde dat ik een kleine solar heb en, als het nodig is, soms naar een kerk ga om een stopcontact te zoeken. Ik zag de wachttoren (guardia torro) en een open bijbel op haar keukentafel liggen.  Ik weet niet precies hoe ze over mijn antwoord dacht.

Ik zag vandaag een hele grote krekel. Hij zat op straat, draaide zijn hoofd en keek naar mij met grote bolle ogen. Want hij had een nek! Zijn hoofd leek op het hoofd van ET. Dezelfde vorm, dezelfde kleur.

dinsdag 25 oktober 2016

Kleine ontmoetingen

Een onfatsoenlijke kerel kwam ik tegen. Twee dagen achter elkaar. De eerste keer vroeg hij of ik getrouwd was. Ik stak mijn hand op, waaraan de trouwring die ik voor deze gelegenheden draag. 'Ah... sorry,' had hij gezegd en hij was gegaan. De dag nadien stopte hij opnieuw naast mij. 'Ik heb je eerder gezien,' zei ik, 'Waar was het... In Mira?' 'In Dolo,' antwoordde hij. Hij vroeg of ik kleine kinderen had. 'Nee, een grote,' zei ik. Hij vroeg of ik geen zin in seks had met hem. Ik herhaalde het woord een paar keer en zei: 'No capito.' 'Ses,' probeerde hij in onhandig Engels en hij maakte een vreemde beweging. 'Ses... Ses... ingeengevalmetjou... Ses..,' zei ik alsof ik nadacht over wat ooit dat woord zou kunnen betekenen. 'Scuzi... no capito.' 'No capito?', vroeg hij. Hij durfde zichzelf niet verder in verlegenheid te brengen en hij ging weer. 

En in een kleine winkeltje kocht ik een soort brood. Ik betaalde met mijn pas. lneens was het bedrag veel hoger. Het drong te laat tot mij door. 'Is betalen met een pas zo duur?'; vroeg ik, 'Dat had je mij moeten zeggen.' 'Dat ís het systeem,' antwoordde hij. 'Whatever!  Je had het moeten zeggen,' herhaalde ik. Ik legde mijn zakje met afval in de ingang van zijn winkel. Dat vond ik de juiste reflectie. 

Maar vandaag zat ik op een muurtje aan de weg. Uit het dorp in de verte kwam een man aan gereden. Hij zei: 'Mijn familie is hier. Ben je oké? Heb je iets nodig? Water of iets te eten?' Ik antwoordde: 'Ik ben heel erg oké, dank je wel!' 'Je bent welkom', zei de man en hij reed terug naar dat dorp in de verte. Ik was verbaasd dat hij wist dat ik hier was. Verbaasd en dankbaar.

En op een plaaats waar de weg was opgebroken, zo totaal dat ik er niet meer langs kon, was er opeens een man die vroeg waar ik naar toe wilde. 'Het is niet nodig dat je deze weg  neemt,' zei hij, 'Je kunt daar langs gaan en de tweede brug over gaan.' Even snel als hij er was, zag ik hem niet meer. 

Ik zag een piepklein dood slangetje en even later een grote worm. Dat schudde mijn gevoel van verhoudingen. 

Ook zag ik de grote vriendelijke bruine rat met oranje tanden, waarover ik al eerder hoorde. Het was een merkwaardig gezicht en hij leek feitelijk op een otter.

maandag 24 oktober 2016

In een stal

We keken elkaar een poosje aan. De man was zo verlegen, dat ik begon te denken dat hij op mijn terrein was, in plaats van ik op die van hem. Hij vroeg tenslotte: 'Spreek je Duits?' Ik spreek beter Duuts dan Italiaans. Ik vertelde over mijn reis. Ik vroeg of hij hier woonde. 'Ja,' antwoordde hij, 'Kom maar kijken.' Hij deed de deur open naar een binnenplaatsje. Ik vroeg direct of ik daar in de nacht kon blijven. Hij wees naar twee plekken waar mijn tent zou kunnen staan. Het was donker, ik zag niet veel. De man zei: 'Hier is mijn huis.' Hij schoof een gordijn opzij en door een gat in een muur gelopen, was ik in zijn huis. Het was feitelijk een stal of zoiets. Zijn vrouw woonde in het gangetje om de hoek. Daar was geen licht. Ik zag haar in het duister in een bed liggen. ik moest er aan wennen. De man, Walter uit Kroatië, ging met de boodschappen aan de slag. Hij had die boodschappen gevonden in de container van de supermarkt. Cola, kaas, ijskoffie, chocola, worst, ham, pizza's. Hij was blij en ik ook. 'Dat heb je heel goed gedaan!' zei ik. We ruimden de boodschappen op. Zijn vrouw was uit bed gekomen. Ik dacht dat ze dement was. 'Dronken,' zei Walter. Ze zag mij, ik gaf haar een hand. Ze schuifelde naar het bed van Walter, naast de koelkast en de televisie. Ze riep de hele tijd naar Walter, die steeds met een zaklamp naar haar toe ging. 'Wat moet ik doen?', vroeg hij, 'Ze wil wijn. Ik ben bang dat ze er dood van gaat, maar zo onrustig houdt ik haar niet.' Hij kocht de wijn, liet mij met de vrouw alleen. Ze kwam overeind. Ze was er slecht aan toe. Ik dacht er aan dat ik haar vast kon houden, maar ik wilde het niet. Ze kwam naar mij en liet zich in mijn armen vallen. Ik streelde haar. Walter kwam terug met kartonnen pakken. De vrouw dronk uit het pak veel, ging naar haar eigen bed en daarna hoorde ik haar niet meer. Walter vroeg waar ik de vorige nacht had geslapen. 'Bij dië caissière met dat rode haar,' zei ik. Walter kende haar. Ik mocht haar niet vertellen over de boodschappen. Walter en ik speelden schaak bij een soort bouwlamp.. Met onze jas aan, sinds er geen verwarming was. Walter heeft een paar competities gewonnen. Ik was nogal geen partij voor hem. Als ik geen goede zet deed, zei hij: 'Zo kan ik je op twee of drie of vier manieren eten.' Als ik een goede zet deed, zei hij: 'Interessant!' 

Tussen bouwplastic stond een extra bed waar ik kon slapen in mijn slaapzak. Walter deed een plank en een balk voor het gat in de muur. In de nacht moest ik hem wakker maken om naar de wc buiten te gaan. 

De vrouw was in de morgen heel anders. 'Ik drink niet meer,' zei ze. Een uur later was ze dronken. Ze schreeuwde en riep naar Walter. Walter was druk met haar en radeloos. Hij kocht nieuwe wijn. De vrouw wilde dat ik bleef, ze huilde en probeerde me tegen te houden toen ik mijn spullen weer inpakte. Walter zei dat ik best kon blijven, sinds er in november een bus naar Rome gaat.

Iemand belde Walter om de boodschappen te kopen. Zo komt hij aan geld. Ik ging weg, omhelsde de twee. Walter gaf mij een paarse ketel mee. En een koffer wilde hij mij mee geven. Ik kon nog nauwelijks boven mijn wagen uitkijken. Toen zag Walter ook dat het niet praktisch was. Ik liet de koffer daar. Hij liep stukje mee. Hij was weer even verlegen als op het eerste moment. Hij ging naar huis en ik liep weer naar Dolo, naar Bettin en haar hondjes en haar man.  

Venetiƫ

De naam van de caissière is Bettin. In Dolo heeft ze een man en twee vervelende hondjes in een piepklein huis. Voor Dolo ging ik weer 16 kilometer terug met Bettin in haar auto. Mijn wagen bleef bij de supermarkt, sinds ik daar de volgende morgen weer met Bettin naar toe zou gaan. Ik nam kleding en toiletspullen mee. Bettin wees mij de kapotte huizen die we tegen kwamen. Twee jaar geleden was daar een tornado. We praatten via een vertaler op haar telefoon, een paar woorden engels die zij kende en een paar woorden Italiaans die ik ken. Vandaan de supermarkt liep ik naar Venetië. Over die drukke weg. Er was een tram op één rail. Venetië heeft mij geraakt. De grote gebouwen op het water, ze zijn het geschenk van de voorouders. Hoe is dat tot stand gekomen! De gebouwen, de toeristen, de uitbuiters, de waterbussen en een gekte zoals ik nog nooit eerder zag. Eén dichte stroom mensen en ik daartussen met mijn wagen. Op de trappen was een helling gemaakt voor alles dat rollend ging. De wagen was zwaar en de helling glad. Ik gleed de hele tijd naar beneden. Mensen duwden mij en de wagen over langs de hellingen over bruggen. Ik wilde uit de stroom op een bankje zitten. Ik hoorde hele mooie vioolmuziek. Ik had bijna dat gevoel op de 'Titanic' te zijn. 

Een man liep op mij af met cake. Ik was blij dat iemand met mij sprak. En een andere man en vrouw legden hun kind op het bankje te slapen. Wij waren geïnteresseerd in elkaar, we hadden een mooi gesprek met z'n vieren. Ik lachtte veel om de man met de cake, Eugene. Hij kwam voor een demonstratie. We zochten een café met een toilet. Eugene had niet veel gevoel voor de irritatie van anderen.  Dat maakte hem een beetje naïef en zeer voortvarend. Ik zag de gezichten van anderen en ik vermaakte mij. Na het afscheid liep ik door Venetië. En ik ging met de waterbus door het mooiste 'kanaal'.  Ik heb alleen een eerste indruk gekregen, maar het was genoeg voor deze reis. In schemer liep ik over de brug terug. Niet zo cool. Terug bij de supermarkt had ik het ergste gehad. Ik ging op een hekje zitten, naast een deur, en belde Mees. Een man kwam aan met een winkelwagen. We keken elkaar aan, terwijl ik met Mees praatte. Mees zei: 'Herinner de boksskills die we hebben geoefend.' Ik zei: 'Goed! Maar het lijkt me niet echt nodig.'

vrijdag 21 oktober 2016

In de supermarkt

Vandaag wilde ik zo dicht mogelijk bij Venetië komen, zodat ik er morgen de dag door kan brengen. Mijn route gaat niet tot aan Venetië, omdat de laatste 20 kilometers over een autoweg gaan, langs de industrie van Marghera. Daarom gaat de route tot aan een camping waar ik met de bus naar Venetië kan gaan. Maar ik wil niet naar een camping en niet met de bus. Daarom loop ik langs de vierbaansweg. Het voelt gek, met mijn wagen langs die weg. Het voelt feitelijk alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben. Maar ik ben vastbesloten en het is niet verboden. De hele dag ging het lopen langzaam, ik weet niet waarom. En ik raakte vaak de weg kwijt. Er kwam een oma met twee kleinkinderen in een auto voorbij. Ze hield mij aan. Ze vroeg en ik kan ondertussen in Italiaans uitleggen waar ik mee bezig ben. Ze gaf me een enthousiaste handdruk. Ze kwam terug, nodigde mij uit om bij haar en haar familie te komen eten. Het zoeken naar manieren om elkaar te begrijpen is zo cool. We tekenden van alles. Ze vroeg hoe mijn zoon heette. Ik zei: 'Mees,' en ik wilde zeggen dat dat in Nederlands de naam van een vogel is. Op het laatst dacht ze dat Mees er van houdt om naar vogels te kijken. 

Ik begon door al die dingen pas om vijf uur aan de vierbaansweg. Ik zag een supermarkt. Ik kon niet veel tijd besteden aan een supermarkt, maar misschien hadden ze koffie melkpoeder of anders gewoon melk. De caissière lachtte al van ver vriendelijk naar mij. Ik begreep dat ze mij eerder vandaag had gezien in Mira. Ze vroeg een andere klant om in Engels aan mij te vragen of ik vannacht bij haar kom logeren in Dolo. Ik dacht: 'Wow! Zij is niet bang voor de vreemdeling!' Vannacht slaap ik daarom bij haar. In de morgen om acht uur moet ze weer in de supermarkt zijn en dan loop ik de laatste 8 kilometer naar Venetië. Nu wacht ik tot ze klaar is met werken. 

donderdag 20 oktober 2016

Een magische reis

In de regen zat ik onder het afdakje van de schuur van Andrea in St. Andrea. Er kwam een hagedis uit de lucht vallen. Voor mijn voeten zat hij bewegingloos af te wachten, zocht tenslotte een schuilplaats. Ik had drie keer mijn brief laten lezen voor de vraag of ik in de tuin kon kamperen. Er waren drie antwoorden gegeven:: 'Ik durf je niet hier te houden want ik ken jou niet,' 'Nee, hier mag je beslist niet blijven,' 'Je kunt hier niet blijven, maar ik zal mijn vrienden bellen.' Hët is intens om angst en gastvrijheid te ontmoeten. Een mens kan zoveel keuzes maken en op zoveel verschillende manieren het leven betekenis geven. Het laatste antwoord was van Lisa, die heel nieuwsgierig op mij af was gelopen. Ik kon daar niet blijven door de problemen van haar vader. Ze bracht mij naar Andrea. Ik was verrast door de moeite die zij voor mij deed. 'Ik droom van de reis die jij maakt,' antwoordde ze.  Andrea sprak een beetje engels. Hij had het nog onthouden van zijn school. Hij kocht een pizza voor mij en daarna ging hij naar een afspraak. Andrea liet de poort open, toen hij vanmorgen naar zojn werk ging. Ik zou die dan dicht doen als ik vertrok, spraken we af. Maar toen ik in de morgen weg wilde gaan, zat er een oude vrouw op het bankje voor zijn huis. Ik weet niet hoe ze daar terecht kwam of vanwaar ze was. Andrea had niets over haar gezegd. Ze praatte tegen mij, ik begreep er van niet een woord. Ik wenste haar een goede dag en ik deed de poort dicht. Ik hoopte dat haar verblijf daar goed voor haar was, en geen probleem voor Andrea. 

Dinsdag ben ik uit de Alpen gelopen. De bergen leken op twee armen die zich openden en ruimte gaven. Feitelijk was ik al eerder uit de Alpen gekomen, de dag er voor. Ik zat in Costa geknield op de straat naar een dode slang te kijken. Een fietser kwam langs en wilde het ook zien. Het was Ugo die in Bassano del Grappa woonde. Hij zou naar huis gaan en mij later zoeken. Een uur later was hij er al weer, in een auto die hij van een vriend had geleend. Het was een dilemma: ik wilde graag mee, douchen en mijn kleren wassen, maar ik wilde de hele reis lopen. Ugo zou mij de volgende dag naar de Costa terug rijden. Ik ging met hem mee. Bij hem thuis probeerde ik zo veel mogelijk mijn dingen te regelen en op de zelfde tijd een fatsoenlijke gast te zijn. Maar ik heb geleerd vrij brutaal te zijn.  Ik wilde graag gas kopen. We fietsten samen van winkel naar winkel door heel Bassano. In Italië kan fietsen nogal een avontuur zijn. Ik fietste over drukke autowegen stralend achter een gele jas aan, vanwege het plezier dat ik er in had. Tenslotte zei Ugo: 'Na deze winkel is er geen andere meer. Ik hoop dat ze hier gas hebben.' Het was zo, ze hadden gas!  Ugo is een dichter. Een dichter met fantasie. Ik heb nu een gesigneerde gedichtenbundel van hem mee op mijn reis. De volgende dag kon Ugo de auto niet meer lenen om mij terug te brengen naar Costa. Ik besloot dan zelf terug te lopen. Het was ver.  Het laatste stuk kon ik met een propvolle bus mee. Alle mensen moesten opschuiven om mijn wagen in het gangpad ruimte te geven. Die werden daarvan niet chagrijnig. In plaats daarvan applausiseerden ze voor de chauffeur en riepen: 'Bravo! Bravo!,' sinds de chauffeur zoveel moeite had gedaan om mijn wagen in de bus te krijgen. Hij bracht mij terug naar Costa. Zo kwam ik voor de tweede keer uit de Alpen. En ik de avond was ik opnieuw in Bassano del Grappa. Ik liep een kerk binnen en woonde een dienst bij. Na de dienst gaf ik mijn brief aan de priester. Ik at ïn zijn huis met andere priesters en in de nacht sliep ik in een van hun gebouwen. In de morgen ontbeet ik koekjes en appeltaart met ze. Ik was nieuwsgierig naar hun leven, vooral ook omdat ze zo jong waren. 25 jaar ofzo. Toen ik weg ging, zei ik: 'Ik wil nog graag iets vragen. Wat betekent "sempre"?' Ik heb dat woord soms gehoord en soms gelezen. Ik vind dat een heel mooi woord. Ik wilde een tijdje de betekenis niet weten om dat mooie woord mysterieus te houden, maar nu vroeg ik het. De priester antwoordde: 'Het betekent "eeuwig" en je kunt het ook gebruiken voor "altijd".'  Wow! Dat was precies het woord om aan een priester te vragen. 

Nu ben ik in de povlakte, zo'n 25 kilometer voor Venetië. Ik moet er veel aan wennen dat er geen bergen om mij heen zijn. Het lijkt soms op Nederland. Maar de Italiaanse huizen zijn volledig anders. Ik heb mijn tent nu opgezet op een veld tussen bomen en een lied aangevraagd voor mijn moeder. Dat kan zij horen op 31 oktober op 'Groot nieuws radio' tussen 7 en 8 uur. En als ze het mist, is er 'Radio gemist'. 

vrijdag 14 oktober 2016

Regen onophoudelijk

In de eerste maand liep ik 900 kilometer, in de tweede maand 500. Ik kom niet meer zo snel vooruit. Het komt omdat ik vrij word en meer tijd geef aan het reizen. Dat is heerlijk en spannend, sinds ik niet meer weet of ik nog ooit in Rome aan zal komen. Andrea heeft een Italiaanse brief geschreven, die ik laat lezen als ik graag in een tuin wil kamperen. Er staat in dat ik een Nederlandse ben die naar Rome loopt en dat ik graag in de tuin wil kamperen zonder problemen te maken.  Het werkt goed. 

Andrea belt mij regelmatig op om te vragen of alles goed gaat. Hij heeft mijn band geplakt. Hij liet het bad vol  lopen, de band er in. Twee gaten vonden wij. Hij hield zijn duimen er op en ik moest een rondje om zijn duimen maken met een groene filtstift. De band weer in het water, het water groen en de rondjes niet meer te zien. Ik dacht: 'Allemachtig!' Ik zei niets, want hij is een man. Maar ik ging lieve in de tuin werken dan erbij te blijven. Hij kreeg het wel voor elkaar. Gister was de band opnieuw lek  ik zag dat Andrea de plakkers op een volle band had geplakt. Italianen zijn misschien geen fietsers. 

Ik heb in de tuin van een Italiaanse appelkkweker gekampeerd. In de morgen nodigde de vrouw mij uit voor koffie. Dat wilde ik graag. We spraken elkaars taal niet, maar we vertelden elkaar veel. 

Ik ben nu uit het Duitse taaĺgebied Trento gepasseerd. Het is een hele mooie stad, met een Italiaans karakter. Voorbij Trento ben ik weer omhoog gegaan. Sindsdien regent het. Mijn tent stond hoog boven Trento, ik ķeek er op uit. Maar in de morgen was de stad verdwenen in de mist. Ik dacht: 'Ik zou niet van die stad geweten hebben, als ik die niet toevallig gister had gezien. Zo kunnen dingen zomaar aan een mens voorbij gaan.' Het regent onophoudelijk. Ik ben volledig nat en mijn spullen zijn dat ook. Ik voel daardoor nogal dakloos, ik zwerf van afdak naar afdak en ga naar iedere open kerk. Het leven zal wel eens weer anders worden, dat heb ik al zo vaak meegemaakt. 

maandag 10 oktober 2016

Merano en Bolzano

Met mijn nieuwe banden op zak, loop ik veilig nog zo lang mogelijk door op de oude banden. En nu na een week, zijn het nog steeds de oude banden die mijn wagen dragen. Ik ben al lang over de Reschenpas, nu in Bolzano. Dagen achtereenvolgens heb ik gelopen en in de natuur geslapen en bijna niemand gesproken dan alleen de nieuwsgierige mens die graag wil weten wat ik van plan ben en respect betuigt. Die kleine ontmoetingen doen mij goed, sinds ik mij soms eenzaam en ontheemd begin te voelen. Aan het einde van de middag bereikte ik Merano, een kleine drukke stad. Het was geen gunstig tijdstip om een stad te bereiken, dat wist ik inmiddels wel, want in of dichtbij een stad vind ik niet gemakkelijk een plek om te slapen. Ik overwoog om in een appel boomgaard mijn tent op te zetten. Maar het is de tijd van oogsten en ik vind het net te brutaal sinds de kans groot is dat ik in de morgen de appelplukkers rond mijn tent zal zien staan. Daarom ging ik verder. Dat zijn de momenten dat ik het los laat en hoop dat er opeens een perfecte plek verschijnt en meestal is het zo gegaan. Ik zag een weggetje omhoog, naar wat leek op een bossig gebied. Het liep naar een huis, waar precies een man en vrouw in de tuin liepen. Ik vroeg of ik daar mocht blijven. Ze begrepen mij niet. Ze dachten dat ik bij de buurvrouw wilde zijn. Ze zeiden veel en ik begreep hun niet. Ik dacht dat ik bij een gasthuis was aangekomen. Toen werd het hen en mij duidelijk. Zij woonden daar en ik zocht een plek. Zij hadden een logeerbed voor mij. Ik at met hen spaghetti en we praatten tot diep in de nacht. Ik ben bij hun, bij Andrea en Petra, een paar dagen gebleven. Ik hielp de schuur bouwen en ik vergat feitelijk dat ik op reis was. Ik had daar wel voor altijd willen blijven en dat was zelfs mogelijk.  Andrea kwam aanlopen met een jampot. Er in zat een schorpioen die hij in de tuin had gevonden. Het was een kleine schok voor mij, sinds ik nog nooit een levende schorpioen had gezien en ook niet wist dat die in Italië rondlopen. Een paar nachten eerder, zo in de morgen rond vijf uur, was er bij mijn tent dicht bij de weg een dier aangekomen. Hij had tegen mijn tent geduwd, alsof hij die omver wilde halen en met zijn klauw vier scheuren in mijn tent gemaakt. Ik had rechtop gezeten, niet wetende wie het was en wat ik moest doen. Ik had gauw mijn schoenen aangetrokken en scheen met mijn zaklamp. Het dier was weggegaan en ik ook, zodra het licht was geworden. Tot nu toe was ik vooral bang geweest voor mensen. Dat dier heeft het veranderd, hoewel hij geen agressieve geluiden maakte en na een tijdje weer weg wandelde. Ik sliep sinds dien met mijn kleren aan, zodat ik snel kon vluchten. Vrienden hebben mij gerust gesteld: het was zeker geen dier dat mensen eet, het was alleen een nieuwsgierig dier.

Nu ben ik in Bolzano. Bij een café met vier paarden. Ik kon in de tuin kamperen en ik kreeg koffie en taart. Het was nog niet zo laat. Ik vroeg of ik iets kon doen. Misschien kon ik de taart voor morgen maken? Ja, ik kon iets doen... ik kon helpen met hooien. Zo blijf ik hier ook een paar dagen, tot het hooien is gedaan. Soms zit ik bij mijn tent en komt er een paard voorbij lopen. Ik mag de fiets lenen, waarmee ik door Bolzano fiets. Ik mis Mees en Erik en ik geniet op dezelfde tijd van dit verrassende en ontheemde leven.

maandag 3 oktober 2016

Aan de Inn

Dank je wel Epie, voor je lieve berichten. Die doen mij goed! Ik vind het superleuk dat je meereïst. De zondag bleef ik achter de stapel hout, geholpen in mijn besluit door de regen. En ik durfde feitelijk ook niet verder te lopen met mijn versleten banden, zonder plakkers. Ik vond het niet gemakkelijk om wil te voelen voor beweging. Daarom ging ik eerst weer slapen. Wakker werd ik van de zon, die zo vaak het leven anders maakt. 'Wat kan ik doen en wat heb ik nodig?', vroeg ik mij  ik maakte koffie, toen ruimte in de tent. Ik maakte mijn zelfgemaakte stoeltje schoon en begon aan het scgoonmaken van mijn kleding. Ik waste ze grondig met een blok zeep dat ik van Anne had gekregen. Al die dingen in een rustig tempo, sinds het regelmatig regende. De omgeving verbijsterde mij door haar schoonheid. Aan de ene kant een rotsachtige hoge berg, aan de andere kant een prachtige rivier. Rivier de Inn. Naast mijn tent was een pad naar beneden naar de rivier. Ik sleepte veel water naar boven in mijn pannetje. Voorzichtig dat ik niet uit zou glijden over de natte keien en mijn enkel breken of zoiets. Feitelijk geloof ik niet dat die dingen zullen gebeuren, maar het kan. Waar gaat het leven over, als je op mijn manier op reis bent en niemand die je tegenkomt kent, en geen eñige verantwoordelijk hebt, vraag ik soms aan mij. Maar zo bezig te zorgen voor de kleine dingen die nu zo belangrijk voor me zijn, voel ik me sterk worden en een diepe vriendschap en respect voor mijn eigen hart. De hele dag was ik in de weer. Ik waste mijn haren in de rivier, en probeerde mijn kleding droog te maken met de warme van waxinelichtjes. Ik kookte bonen en mais en tonijn en tenslotte besloot ik koffie te maken van rivierwater, sinds ik geen ander water meer had.  Ik was tevreden en gelukkig  Een eend zoefde razendsnel voorbij op de stroom. Ik moest er om lachen  

Opeens zag ik een tand door de grondzeil van mijn tent steken. Had ik mijn tent op een dier gezet? Het zag er uit als een slagtandje. Ik zette er een beker op, om mijn matras te sparen. Wat een geluk dat die tand niet in mijn band was terecht gekomen. Vanmorgen heb ik het gat in de zeil geplakt. Onder mijn tent lag een kaak, alleen een kaak. Ik zou niet weten van welk dier het was. Twee slagtanden aan de voorkant en verder alleen kiezen. 

In het kleine plaatsje Pfunds vond ik buitenbanden en binnenbanden. Ik kan weer verder op reis. 

zaterdag 1 oktober 2016

ARLBERGPAS

Lopen door de Alpen vind ik fantastisch. Het is hier zo mooi! De natuur vind ik ndrukwekkend en de dorpjes liefelijk vriendelijk. Donderdag ben ik over de Arlbergpas gegaan. Inspannend, maar niet boven mijn kracht.  Ik liep over de autobaan. Auto's langs mij heen in haarspeldbochten. Het was niet verboden en ook niet comfortabel. Halverwege vroeg ik in een café of er geen andere weg voor mij was. Dat was er niet meer, maar de eigenaar maakte koffie voor ons. 'Veel Nederlanders komen voorbij op de fiets. Je bent de eerste lopende Nederlandse die ik hier heb gezien,' zei hij. 'Als je terug komt, moet je zorgen dat je iets lichter bent.' Het is waar, ik ben feitelijk te zwaar. Zelfs terwijl ik in Heidelberg al zo'n drie kilo naar huis stuurde. Ook die gekke overschoenen die ik nog op het laatste moment heb genaaid en waarom Dick mij de vrolijke naaister noemde. Maar ik was trots op mij, toen ik over het hoogste punt liep. En, weer afdalende, kwam een chauffeur in een vrachtwagen mij tegemoet die toeterde en zijn duim opstak. Victorie  

VERSLETEN BANDEN

Mijn eerste paar schoenen zijn nu bijna door de zool. Erik heeft een nieuw paar MBT-schoenen naar Landeck gestuurd. Ik heb ze daar gister opgehaald, precies om kwart voor zes. Mijn eerste banden zijn ook versleten. Ik heb er niet op tijd aan gedacht. Het werd pas goed door mij gezien toen ik vandaag een lekke  band had. Er waren drie gaten, zoals het leek, en ik had nog vier plakkers. Ik plakte die en rustte er van uit. En nog voor ik verder wilde gaan, was de band weer leeg. Weer drie gaten en een paar oplossingen: ik kan de band steeds oppompen, ik kan één gat plakken met de ene plakker, ik kan de reparatieset van mijn tent of van mijn matras gebruiken,... Tenslotte heb ik de ene plakker in drieën gesneden en het is gelukt. Nu heb ik geen plakker meer en morgen is het zondag. Ik weet niet precies wat ik  zal doen. Misschien blijf ik achter deze stapel hout aan de rivier tot maandag, sinds ik vlak bij een stadje ben met winkels. Of ik probeer de Reschenpas te halen en ik zoek in Reschen nieuws banden. De maker van mijn wagentje zoekt op dezelfde tijd ook naar banden voor mij. Die wil hij naar mij sturen en ik moet inschatten wat de plek zal zijn die ik kan halen met deze feitelijk versleten banden. Het is een lichte confrontatie met mij. Ontkenning van wat ik niet wil weten, en moeite met besluiten maken. Maar dit heb ik steeds ontdekt: de tijd ontvouwt de oplossing. Daarom wacht ik soms een tijdje, tot ik weet wat ik zal doen. 

ACHTER EEN STAPEL HOUT

Vier dagen bleef ik in Heidelberg, bij Alican en Mareike en hun twee mooie kinderen. Alican vroeg in de avond of ik zin had in een wandeling. Een wandeling?  We moesten er om lachen, maar toch maakten we bijna iedere avond een wandeling door Heidelberg. Ik genoot zoveel van het gezeĺschap van de familie en ik was helemaal fris en schoon en uitgerust toen ik weer verder ging. Het is alweer lang geleden, want ik ben al bijna in Italië. Morgen misschien, of de dag na morgen. Ik kampeer nu achter een stapel hout, naast een prachtige snelstromende rivier vol stenen en een hele mooie groene kleur van de herfst. Het was al bijna donker toen ik hier aankwam. Ik had aan een man gevraagd of ik in zijn tuin mocht blijven. Hij liet mij zijn tuin zien. Een grote tuin, maar bijna helemaal bezet. Nog een klein beetje gras.'Mijn tent past daar niet op,' zei ik. Dan kon ik misschiren naast de kerk kamperen, de dienst zal morgrn pas om tien uur beginnen.. In de kerk zat ik een kleine tijd om er over na te denken. Ik liep verder, want naast de kerk kampeerde ik bijna op de straat. In het donker kan ik mij goed redden. Ik weet precies welke tent stok waar hoort, ik ken de vormen van mijn spullen, k weet hoe zwaar het pannetje is als er genoeg water in zit voor koffie. Maar als ik ergens ben neergestreken, wen ik eerst aan de nieuwe geluiden van die plaats en aan lichtstromen die er zijn; soms de maan, soms licht van auto's van een weg in de buurt. En als ik het licht en de geluiden ken, ga ik slapen. 

Er zijn veel mooie mensen. Soms komen ze naast mij lopen of rijden. Ze vragen wat ik van plan ben. Ze geven mij een hand of een zegen. Soms vertellen ze mij van hun leven en ik stel alle vragen die ik heb: wat is een ferienwohnung, waarom staan al die houten huisjes in de weilanden, wat zeggen de mensen tegen elkaar als groet, ik kan dat heel de tijd niet verstaan. Ik ben het weer vergeten, maar het klinkt als 'christien'. Daarom zeg ik ook 'christien'. Met een lach. .