dinsdag 8 november 2016

Florence

Vlak voor Florence in Fiesola heb ik in de tuin geslapen van een villa met zwembad en olijfbomen, kunst en Engelssprekende zonen. Ik zag hun het eerst en ze moesten aan hun moeder vragen of het goed was dat ik daar bleef. De jongens hadden gezegd: 'Er is een meisje dat graag in de tuin wil kamperen.' Ik moest er om lachen. 'Mijn zoon is even oud dan jij,' heb ik gedacht. De moeder vond het goed, zelfs zonder dat ze mij zag. De oudste van de jongens had 600 kilometer gelopen van de Santiago de Compostella. We vertelden elkaar onze belevenissen. De moeder kwam met koffie en koekjes en appels. Ze had een hotel vlakbij: 'Casa Sophia'.  Bijzonder, en dat ze niet zei: 'Ga maar naar mijn hotel even  verderop.' De volgende dag ging ik daar wel naar toe. Om haar op te zoeken en haar hotel te zien. Het was mooi! Toen liep ik naar Florence. Net als van Venetië, was ik zoveel onder de indruk van de oudheid en de onvoorstelbare omvang. Zulke steden had ik nog nooit gezien. Elke straat was prachtig. Een paar uur is genoeg, dat wel. De stad is zo een mysterie gebleven.  Ik heb er een glimp van opgevangen. Het duurde lang voor ik er uit was. Donker toen al. Ik keek bij een benzinestation. Daar zijn vaak veel bomen. Hier ook, maar achter een hek. Ik ging even zitten. Dat doe ik meestal als ik begrijp dat het toch wel moeilijk zal worden om een plek te vinden. Ik zag in de verte een kerk met licht. Een nette dame hielp mij het wagentje de trap op te slepen. Bij iedere trede slaakte ze een kreet. Ik vond dat heel cool. In de kerk was net de mis begonnen. Zo rommelig had ik het nog niet gezien. Een orgel werd versleept, mensen praatten volop met elkaar, blaadjes werden uitgedeeld en onder het gezamenlijk bidden ging ook nog de klok van die kerk af. Ik dacht feitelijk dat het een dienst vanaf een bandje was. Dat had ik eerder gezien. Maar toen kwam er toch een priester. Ik vroeg hem tenslotte of ik naast de kerk mocht kamperen. Hij was de baas niet. Hij durfde mij geen toestemming te geven en de baas was niet thuis. Eén van de mensen zei dat ik achter het clubhuis kon slapen. Het clubhuis naast van de kerk. Het was daar veel drukte van oude en jonge mensen met tafeltennis en kaartspellen. Een man vroeg: 'Ben jij de Hollandse?' Hij was van de tennisbaan, naast het clubhuis. Ik kon wel in de tent van de tennisbaan slapen. Een fijne grote tent met een zithoek er in. In de morgen hoorde ik het orgel uit de kerk. Met die trilling van elektronische orgel. Ik zag de priester daarna weer in het clubhuis. Hij gaf zijn adres aan mij. Het regende veel op die dag. In de avond zette ik mijn tent op tussen olijfbomen. Alles was weer nat en ik kon bijna niet meer bewegen. Maar eindelijk lag ik in mijn slaapzak. Ik hoorde een dier, een klein stukje vandaan mijn tent. Het moet een everzwijn geweest zijn, want het geluid was geknor. Ik had wel mijn pepperspray, maar ik was te moe voor actie. Het geluid vertelde dat het dier niet mijn  kant op kwam. In de morgen zag ik mijn routeboek in het water drijven, sinds de bodem van mijn tent niet waterdicht is. Sommige bladzijden zijn afgebrokkeld van het water. Ik zal er toch wel komen. Het weer was gelukkig droog, maar ik was nog nat en koud. In een kerk deed een man de elektriciteit aan omdat ik graag mijn telefoon wilde opladen. Daarna warmde ik op in de zon. In de Alpen had ik Duitse mensen ontmoet die mij uitnodigden in hun hotel met hun te eten. Toen had de man, Georg, gevraagd of ik in hun hotelkamer wilde douchen. Zijn vrouw was bang dat het voorbij de regels van het hotel ging. Georg vond van niet, maar zijn vrouw, Hildegard, vroeg: 'Waarom fluister je dan?' Tenslotte heeft zij het aan hotelmedewerkers gevraagd. Die gaven haar extra handdoeken voor mij. Vandaag heeft ze mij geappt. Ze bood aan in Rome een hotelkamer voor mij te boeken. Daarvan werd ik erg blij. Ik ben vandaag weer omhoog geklommen. Dat maakte mij nogal warm. Maar precies toen ik in een bushokje zat, begon het weer te regenen. Ik ben bang dat het nu wel iedere dag kan gaan regenen, sinds het november is. Ik ben blij met iedere kilometer die ik kan lopen. Vandaag achttien. Ik ging zitten bij een kerk. Daar was precies een man om de kerk af te sluiten. Ik kon mijn tent opzetten onder de gewelven naast de kerk. Droog en licht en met ruimte om te bewegen. In het bos durf ik niet meer te koken om de dieren. Vanavond bij de kerk heb ik gekookt. Ik zag de zon ondergaan met een rode gloed. Dat is nogal veelbelovend voor morgen. Het is hier heel erg mooi! Zilverkleurige olijfbomen en ceders en een donkere achtergrond van winter, fantastische vergezichten en villa's en dorpjes met middeleeuwse kerktorens. Ik vind het niet meer zo gemakkelijk, het reizen, maar het is op de zelfde tijd zo mooi!

 

1 opmerking:

  1. Bedankt, Sophie! Vind het vervelend dat je het steeds zo koud hebt. Heb jij ook last van de aardebevingen in Italiƫ?
    lieve groet.

    BeantwoordenVerwijderen