woensdag 14 december 2016

Gebroken wagen

Vanaf Casalbore ging de weg omhoog. Ik wist het. Sinds ik de beschrijving van de route nog geen één keer heb gesnapt, gebruik ik de GPS van mijn telefoon. Ik denk dat de GPS ook de via Frangenica kent. Ik kwam op een grindpad en daarna een veldweg. Grote keien, diepe kuilen, bevroren trekkersporen en omgeploegde aarde Door riviertjes heen en steil omhoog. Onbegaanbaar voor mijn wagen. Ik zag de wiel steeds verder van de wagen af komen. Ik haalde de zwaarste dingen van mijn wagen af.  Ik liep een stuk met mijn wagen en haalde dan de rest van mijn bagage op. Maar een verbinding, die de wiel recht moest houden, brak. De wiel trok schreef en hield het niet. 'Dit is het einde van mijn wandeling,' dacht ik. Ik stond midden in de velden. Ik zag geen huis of mens. Eerst ging ik zitten en ik at een beetje. Toen liet ik alles liggen en begon te lopen. Na een tijdje zag ik een trekker op het land. 'Dit is mijn enige kans,' dacht ik.
De jongen op de trekker begreep niet direct mijn probleem, maar hij reed met mij terug naar mijn wagen. Met de vork op zijn trekker, tilde hij die op en bracht hem thuis. Hij repareerde mijn wagen en we aten pasta. De verbinding die het wiel recht moest houden, kon hij niet repareren. Ik was blij. Mijn wagen reed weer en het was heel gezellig geweest. Maar de belangrijke verbinding was nog stuk en de onbegaanbare weg was nog lang. Ik probeerde de wiel zo recht mogelijk te houden. De wagen zou het niet houden, ik wist het. Boos om die situatie schreeuwde ik: ''Ik wil van deze weg af!' In een diepe plas brak de as van de wiel. Ik schreeuwde nog harder, woedend en wanhopig. Weer liet ik alles achter. Ik zag een boerderij. Grote honden blaften achter een hek. Een mens zag ik niet. Tenslotte ging ik door het hek. De honden lieten mij gaan. Een kind riep om zijn opa. 'Waar is je wagen dan?', vroeg hij. 'Dat weet ik niet meer,' antwoordde ik, 'Daar ergens in het veld.'  Met zijn trekker zochten we mijn wagen. We namen dat wiel en de losse onderdelen mee. Een vriend van de man zou die kunnen lassen. Met de auto gingen we naar hem toe. Alle wegen waren even slecht. Overal kuilen en stenen. De as werd gelast en ik vroeg of hij een gat wilde boren in de buis die de  verbinding kon herstellen. We haalden mijn wagen met de trekker naar de boerderij. Op de boerderij waren veel vrouwen. Allemaal familie van elkaar. Ze maakten kaas en worst en macaroni. De vrouw van het huis vroeg: 'Ik ben goed. En jij? Ben je goed of slecht?' 'Ik ben ook goed,' antwoordde ik. 'Ah, kom binnen,' zei ze. In de keuken brandde een vuur en de vrouwen hadden het gezellig. Ik kampeerde onder het afdak naast de boerderij. In de morgen zetten we het wiel weer aan de wagen. Een goede schroef had de man niet, maar we maakten alles zo goed mogelijk. De weg was nog twee kilometer. Ik was blij, maar nog steeds bezorgd. Ik zou zo langzaam mogelijk lopen. Voor mij de omgeploegde aarde. Tenslotte heb ik de wagen opgetild en naar het einde van die moeilijke weg gebracht. In de avond beteikte ik Celle di San Vito.

donderdag 8 december 2016

Caritas

Van Solopaca liep ik naar Benevento, ongeveer op dezelfde hoogte als Napels. De weg ging vaak omhoog en ik had het niet verwacht. Daarom mopperde ik, terwijl ik ook blij was dat ik blijkbaar nog wel omhoog kon lopen. Ik dacht dat ik dat niet meer kon, sinds ik al moe ben van een viaduct. In het donker kwam ik in Benevento aan. Ik was een schroef verloren aan mijn wiel. De wiel was daardoor weer los van de wagen. Voorzichtig liep ik over de hobbelige straatstenen naar een hele grote kerk.  Een zuster in een luxe gewaad droeg mij over aan de priester. Ik vroeg om een plaats voor mijn tent. Een plaats voor mijn tent vind ik niet te veel gevraagd. Ik vraag het vrij. Maar het is doorzichtig, dat wel, sinds ik het vraag in een drukke stad waar geen enig stukje gras te vinden is. De priester zei daarom: 'Er is hier geen gras waar je tent kan staan.' Hij vertelde over een andere kerk, aan de rand. Ik wilde graag dat hij op de GPS van mijn telefoon aanwees waar ik die kerk kon vinden. Hij had er nauwelijks geduld voor, maar ik was aanhoudend. Onderweg er heen zag ik een gebouw met klokken. 'Hier is ook een kerk,' dacht ik, 'Ik vraag het eerst hier.' Het was helemaal geen kerk en ook geen museum, maar een gebouw van de Caritas. Ik mocht er blijven. Twee Nigeriaanse meisjes deelden hun kamer met mij. De werker van de avond en de nacht was druk. Ik zei: 'Je werk is veel controle.'  'Ja,' antwoordde hij, 'Ik moet veel regels controleren, anders heb ik problemen.' 'Grappig,' dacht ik, 'Eerst bedenken ze regels en dan komen ze erdoor in problemen.'  De werker zocht mij op. We gingen bij de buitendeur staan, sinds er nog een nieuw gezin zou komen. Eindelijk rond een uur of tien waren ze er. Een vader en een moeder en drie dochters van zestien en twaalf en acht jaar oud. Het huis was ingestort, ze konden er niet meer in. Het was een geluk dat niemand gewond was geraakt. Een van de dochters droeg een hond en dat werd een groot probleem. De hond kon niet blijven, ook niet voor een nacht. Een van de regels waardoor de werker in problemen zou komen. De vader zag er al ontevreden uit. Hij mopperde en schold. Hij wilde feitelijk weer opstappen, maar toen iedereen al weer buiten stond, bedacht hij zich toch. Misschien had hij ook niet geweten waar hij zijn gezin moest brengen. De moeder probeerde iemand te vinden die de hond op kon halen. Ze belde een aantal keren en ieder gesprek eindigde scheldend. De dochters hingen ondertussen vermoeid op de bank. Tenslotte kon de hond ergens terecht, maar ze moesten hem zelf brengen. De hele familie vertrok om de hond weg te brengen. Wij bleven wachten tot ze na een uur terug kwamen. Rustiger nu en ook een beetje blijer met de plek die ze kregen voor de nacht. Veel mensen, feitelijk veel vrouwen, leken in mijn ogen ondankbaar en afwerend. Het waren vooral Afrikaanse mensen die ik daar zag. De meisjes, met wie ik mijn kamer deelde, waren twintig jaar. Zonder ouders of familie naar Italië gekomen. Ik kon Engels met ze praten. Ze vertelden dat de Caritas goed voor hen was, en op dezelfde tijd helemaal niet. 

Ik was verbaasd dat in de morgen iedereen zo vroeg wakker was. Na een tijdje begreep ik waarom: iedereen moest de deur uit om acht uur. Ze konden pas in de avond om acht uur weer binnen komen. Een man zei dat hij met de trein rond zou rijden tot de avond. De meisjes wisten niet wat ze zouden doen. Waarschijnlijk rondlopen in de stad. De dochters van de vorige dag, keken onwennig rond. Ik kon een beetje met ze praten en lachen. Toen zwaaiden we elkaar een goede dag. De verloren schroef werd mijn eerste zorg. Het was een feestdag van een heilige. De mensen waren vrij en de winkels dicht. Ik probeerde een benzinestation maar die verkochten alleen benzine en eten. Opeens zag ik een winkel open. Een winkel zoals Lenta in Delft. Ik vroeg de winkelier naar mijn wagen te kijken. Geen één schroef uit zijn winkel paste aan mijn wagen. Toen zag hij de fietsenmaker. De fietsenmaker haalde uit zijn werkplaats de goede schroef. Samen maakten ze mijn wiel weer vast en in balans. In de tussentijd stond er een heel groepje mannen om mijn wagen. 'Wat heb jij veel geluk gehad op deze feestdag,' zeiden ze. Het was zo. Alweer. 
Van Benevento liep ik vandaag naar Casalbore. Vijfhonderd meter omhoog. Ik ben weer in een bijgebouw van de kerk beland. Morgen klim ik naar negenhonderd meter. Daarna liggen de Appenijnen achter mij.

Agriturismo

Feitelijk is dit bericht een oud bericht. Ik schreef het twee dagen geleden. Ik maakte het niet af, want ik viel in slaap. Dit is het bericht:

Vandaag ben ik twee maanden in Italië. Op de helft van Rome naar Bari. Ik liep naar Solopaca. Er kwam een Indiase jongen aangereden op een scooter, precies toen ik wilde eten.  Sony is zijn naam. Hij stopte om te weten of ik hulp nodig had. Ik wist zo gauw niet waar mee. Hij stapte van zijn scooter. We praatten een beetje. Toen ik geen meer Italiaanse woorden kende om nog iets te zeggen deed hij zijn helm en handschoenen uit. Hij stond een meter van mij af. Hij bleef daar staan en naar mij kijken. 'Laat dat eten maar,' ďacht ik, sinds hij ook geen enige boterham wilde. Het bleef een tijdje stil, ik stapte maar weer op. Hij nodigde mij uit voor koffie in de buurt. Hij was daar eerder dan ik. Ik dronk koffie en hij wodka. Hij gaf zijn telefoon nummer voor als ik toch nog eens hulp nodig had. Veel van deze korte ontmoetingen waren er vandaag, met het gemak van oude vrienden. Ze maken mij vrolijk. 

Ik was op tijd in Solopaca. De kerk die ik al uit de verte zag, was uitgestorven. Ik ging even zitten nadenken. Daarna liep ik een kant op. Bij een erf belde ik aan. Niemand was thuis zoals het leek. Ik deed het licht onder de afdak aan en laadde mijn telefoon op, sinds er aan de buitenkant van het huis lichtknoppen en een stopcontact waren. Ik ging zitten want ik wist nog niet iets anders. Het was donker. Het was het oude gevoel van onzekerheid dat ik nog niet wist waar ik naar toe moest gaan terwijl het donker was. Daarvoor ben ik niet meer bang. Meestal gewoon wachten op een idee of een gebeurtenis. Opeens kwam uit het huis toch een oude vrouw. We schrokken van elkaar en we hadden een vriendelijk gesprek. Snel haalde ik mijn telefoon uit het stopcontact. 'Sorry!', zei ik. De vrouw had geen probleem. Er moest nog een kerk zijn, ook al begreep ik haar aanwijzing niet. Ik vroeg het opnieuw aan twee mannen. Een van die zei: 'Loop vooruit naar de fruitwinkel en wacht daar graag op mij.' Hij was daarvan de eigenaar. We gingen samen naar de paroco, de priester. In zijn huis was geen plaats voor mij. De fruitwinkeleigenaar belde iemand die mij op zou halen. Iemand met een agriturismo. Na twee uur zou iemand van die agriturismo mij ophalen. Het was een geschenk van de fruitwinkeleigenaar en zijn vrouw. In die twee uur waren we in de fruitwinkel en we praatten veel. Praten en typen op de vertaalsite van de computer. De eigenaar zei dat ik voorzichtig moest zijn sinds er veel mensen verborgen waren die mij zouden kunnen schaden. Roemenen en Marrokanen en mensen  uit Afrika. Dat had ik eerder gehoord, maar ik had nog nooit iemand gezien. 'Waar zijn die verborgen?', vroeg ik, 'Zitten ze in het bos?' 'Nee, in de bar', antwoordde hij. 'Hoe verborgen kan dat zijn,' dacht ik. De agriturismo was een plaats waar een familie woont met ruimte voor de gast.  De man van het huis had vijftien jaar in Zwitserland gewoond. Hij sprak Duits, zei hij. Maar ik begreep bijna geen ding dat hij zei. Ik vroeg hoe het referendum was afgelopen. De grondwet zal niet worden veranderd, de president is daarom opgestapt en het leven was de meteen volgende dag duurder. In de morgen werd ik weer naar de fruitwinkel gebracht. We maakten foto's en ik kreeg brood mee. Brood en bonbons. Kader, die ik ontmoette een kleine stad voor Assissi, schreef: 'Ik zag je op de televisie gister. Op REI 1. Ben je in Rome?' 'Nee,' schreef ik terug, 'Het moet een herhaling zijn.'

maandag 5 december 2016

Wonderlijke emoties

Op deze plaats heb ik tijd om weer mijn hart te voelen en te herinneren. Aan de rand van Rome ontmoette ik Omar, een Marokkaanse man van zestig, die mij uitnodigde mijn tent op te zetten naast zijn gebouw. Dat gebouw was een ongebruikte openbare toilet. Aan de ene kant van die gebouw had hij zijn bed gemaakt, afgedekt met een zeil. Aan de andere kant was zijn keuken. De politie en de bewoners van de buurt waren zijn vrienden. Ze beschermden hem, zelfs terwijl hij geen papieren had. Hij zei: 'Als er iets mis is en je begint te gillen, ben ik er direct om je te helpen. Ik bel gelijk de politie.' 'Ah ja, oké,' antwoordde ik, 'Tot nu toe ben ik vooral bang voor die honden die hier los lopen.' Ik had net weer die wonder meegemaakt van iemand die mijn wagen had gelast, aan de kant die het eerst was gebroken in Duitsland. Het was weer gebroken, zodra ik het hotel in Rome had verlaten. Dankbaar was ik en laat om een slaapplaats te zoeken. Ik maakte koffie voor ons met mijn campinggas. Hij had vlees, maar daarvan durfde ik niet te eten. In de morgen waren we allebei vroeg opgestaan. Omar wees me de weg. Hij zei: 'Blijf de volgende keer wat langer,' en toen ging hij zelf weg. Hij had niet veel, maar alles dat hij nodig had en hij hoefde nergens om te vragen. Anderen in die situatie waren de hele dag bezig geld te vragen. Die dingen doen mij schudden. Ik was over een antieke weg gelopen. Een hele mooie weg. Een paar dagen later ontmoette ik Grazia. Ik bleef in haar huis, dat vol was met zieke mensen. Haar kleine slaapkamer had twee bedden. Ik schreef berichten en zij keek televisie met haar beer loulou. 

In Rome stuurde ik meer dan twintig kaarten naar de vrienden die ik onderweg heb gemaakt. Een familie vlak bij Ferrara schreef terug: 'Jij komt van ver naar Rome gelopen. En wij zijn er zelfs met de auto nooit geweest.' Ik antwoordde dat ik hoop dat ze er een keer zullen zijn, sinds Rome mijn hart kon stelen na een paar dagen. Bettin en Marco, vlak bij Venetië, hadden mijn kaart gekregen toen ze op het punt stonden om de oma van Marco te begraven. Ze waren uiteindelijk met een glimlach vertrokken. Het zijn toevallige zegeningen, mijn reis is er vol van. 

Mensen bewonderen mijn reis en ik bewoners hun gastvrijheid. Vandaag heb ik gehuild om de mengeling van dankbaarheid en heimwee. Ik ben gevoelig geworden. Zelfs van de bestrating moet ik al huilen. Misschien om de schoonheid van de eenzame weg. Ik weet het niet, maar ik ben blij met alle plaatsen waar ik een tijdje kan blijven om uit te rusten. 

Alife

In Alife bracht iemand mij naar een huis.  Het is een huis boven een santuario, midden in de weilanden. De santuario heeft een torentje met klokken. Voor de klok slaat, is er eerst lawaai in het huis. De eerste keer schrok ik daar veel van, sinds ik het huis ook een beetje spookachtig vind. Er was een videorecorder en een computerscherm. Ik drukte op wat knoppen, ik zag een beeld. 'Misschien ben ik midden in een film terecht gekomen,' dacht ik. Ik probeerde die film bewegende te krijgen, maar toen begreep ik opeens dat het stille beeld de voorkant van die santuario was, videobewaking. Ik zag veel spinnewebben en dat donkere gebouw. Vanaf die moment werd ik bang. De beangstigende noodzaak van videobewaking op de verlaten plek. In mijn slaapkamer staat de kribbe en kerstballen en wel zes of zeven kruizen. Maar in de zon van de morgen ziet alles er weer vriendelijk uit. Ik blijf hier vandaag. Om negen uur ben ik alweer in Alife voor boodschappen. Ik loop hier rond, ik zit in de zon en straks ga ik weer naar huis met mijn melk voor koffie. Ik vertraag mijn reis, zodat ik rond twintig in Bari, de stad van Sint Nicolaas, ben en geld heb voor de boot. De bejaarde Belgische zuster, Judith, had van God gehoord dat ik naar huis moest gaan. 'Als ik dat ook hoor, zal ik wel gaan,' antwoordde ik. Het was een beetje vreemd, dat wel, sinds ik steeds vaker graag naar huis wil. Ik stop mijn reis in Athene, sinds daar een vliegveld is, en een plek waar ik een kleine tijd kan blijven. 
Judith,  huilde, toen ik ging. Ik begreep het, sinds ik haar eenzaamheid had gevoeld. Aan tafel werden de laatste aanwijzingen gegeven voor de speciale gebedsavond. Deze keer zou er wierook worden gebruikt. Judith zei: 'Moeder, wacht tot ik bij de dokter ben geweest! Ik ben astmatisch.' De moeder overste zei dat ze bij de deur kon staan en dat het niet veel wierook zou zijn. Judith maakte nog een opmerking, tot een andere zuster riep: 'Oh moeder, ze begrijpt ook niks.' Zo werd het afgesloten. Judith zag dat ze een vlek had op haar zustergewaad. Met water en servetten begon ze er op te wrijven. Later wilde ze mij spreken. Een onderhoud over de heiligen, dacht ik. Maar ze begon te vertellen over de pijn die ze voelde van de onverkwikkelijke conversatie.

Judith wilde mij alle Nederlandstalige boeken meegeven die ze had. 'Ik heb geen plek daarvoor,' zei ik, maar twee hele dunne boekjes pasten in mijn tas. 

Ik kreeg een prent van Maria van de broeder die ook mijn wagen al had gerepareerd, en de moeder overste maakte mijn lunch gereed. Met elkaar zwaaiden ze mij uit. 'Wat een vreemd leven hier,' dacht ik. Tijdens de maaltijden leest iemand de krant voor, of luisteren ze naar muziek. De communicatie is sober en het leven is dat ook. Sober en met even streng gebonden regels als het leven van de alcohol- en drugs verslaafden en de kleine criminelen in de communie die ik net eerder had ontmoet. Toch heb ik in een kleine tijd veel waardering gekregen voor die stille mensen, die mij zo welkom hadden gemaakt.  

zaterdag 3 december 2016

Huizen met regels

Van de routebeschrijving, die ik sinds Rome gebruik, snap ik niet veel. Op een morgen ging ik op weg met de GPS. Na een paar uur lopen, zag ik bordjes die bij mijn route hoorden. Ik volgde ze. Aan het einde van de middag bereikte ik het stadje die ik 's morgens had verlaten. Ik zag een kerk met een mooie tuin. Daar zou ik met of zonder toestemming wel blijven, dacht ik. Ik sprak een priester door de intercom. 'Dit is geen plaats waar je kunt slapen,' zei hij en hij verbrak de verbinding. Direct werden alle ramen gesloten en zelfs de luiken voor de ramen. 'Allemachtig!' dacht ik, 'Hoe kun je zo bang zijn voor mij. Ik ben een vrouw en alleen.' Ik wilde daar toen zelf ook niet meer blijven. Ik ging terug naar de kerk waar ik al geweest was, de nacht ervoor. Ik mocht weer in  het zelfde bijgebouw slapen als de nacht ervoor.
De volgende dag vertrouwde ik alleen nog maar op mijn GPS. Ik kwam in Ceprano aan, bij een centrum voor alcohol- en drugsverslaafden en mensen die, in plaats van in de gevangenis, in zo'n communie verblijven. Ik werd met warmte onthaald. Na het eten maakten we een mooie groepsfoto met mijn telefoon. Een meisje, zoals een jonge moeder, zag in mijn routeboek een foto staan van de kerk waar ze in trouwde. Ze was enthousiast en liet het aan iedereen zien. Ik vroeg of ze nog steeds getrouwd was. Officieel wel, vertelde ze, maar op haar huwelijksdag is ze van hem weggegaan naar het ziekenhuis, sinds hij haar verwondde. Zelfs terwijl ze zwanger was. Ze is niet meer terug gegaan.
Het werk in die gemeenschap vond ik niet erg uitdagend. Het erf wat aanvegen, wat dieren verzorgen, de was doen...  Die verantwoordelijk waren voor de was, zaten de meeste tijd voor de wasmachine te wachten op het einde van het programma!  In de avond gingen we zingen, karaoke.  Ik zong natuurlijk Michael Jackson!  Ik trok veel op met een jongen die een muts droeg van Amsterdam. En dat terwijl hij uit Rome kwam! Hij zag dat ik heimwee had. Hij kwam met kip aan. En nog meer kip, tot ik kon lachen. Ik dacht niet na over zijn leeftijd, maar ik was verbaasd toen hij vertelde dat hij achttien was.
Vandaar liep ik naar Tora, regelrecht in de armen van een Belgische zuster die sindsdien mij niet meer met rust laat. Een half jaar geleden is uit het klooster een schilderij gestolen. Sindsdien is er een alarm. Ik dacht: 'Zo gaat dat bezit van de ene onrechtmatige eigenaar naar de ander.'  Telkens wanneer ik stiekem een shag wilde roken uit mijn raam, omdat ik door het alarm niet meer naar buiten kon, klopte ze op mijn deur om mij iets te zeggen. Ze had toestemming van de moeder overste om vandaag in mijn kamer te komen, sinds zij mijn taal sprak en mij de weg kon wijzen in het klooster. Ze gaf mij goede tips voor als ik vrachtwagenchauffeuse ben: D3 en een neksteun dragen bij het laden en lossen. Ze zei: 'Dat zijn geen medicijnen, dat zijn alleen maar voorbehoeds... eh... ter voorbehoeding.'  Ah ja, voorbehoedsmiddelen zijn streng verboden, al schud de paus Francesco er nu aan. Ik moest er om lachen.  In dit klooster ben ik ook twee nachten gebleven. Er zijn vijf zusters en drie broeders en net zulke strenge regels als ik ontmoette in het centrum, de dagen hiervoor. Ik hielp de broeder met koken. Veel werk.  Morgen wordt er gestemd in een referendum over het veranderen van de grondwet. De hele tijd hoor ik al overal politieke discussies. Hier in het klooster hebben ze gister van hogerhand gehoord wat ze moeten stemmen. 
Ik vind het beklemmend om zo te leven, vol regels en formules. En toch voel ik in korte tijd zoveel genegenheid voor de schoonheid van de mens hier. Gisteravond was er een gebedsavond gewijd aan Maria en een ontroerend ritueel van de eerste toewijding aan Maria door een jongen zoals Mees. Hij liep geblinddoekt achter de moeder overste aan die een icoon van Maria in haar handen had.
Mijn wagen is weer gerepareerd, mijn kleren schoon, ik ga vandaag weer op pad.

vrijdag 2 december 2016

Prachtige Rome

Drie nachten bleef ik in Rome. Ik raakte langzamerhand in verrukking over die stad. Grote brede straten, en ook straatjes en steegjes en pleintjes vol mensen die hun boterham daar eten en bij elkaar zitten. Auto's half op de weg geparkeerd, mensen midden op de straat. Ik hield van deze sfeer. De derde nacht maakte ik gebruik van de hospitalitas van de paus. Van hem mag iedereen op het plein van het Vaticaan slapen, zonder gestoord te worden door de politie. En in de morgen om zeven uur douchen in het Vaticaan. Soms maakt de paus iedereen in de nacht wakker voor pizza. Ik zocht naar een slaapplaats, een beetje voorzichtig omdat ik niet wist welke structuur er gold onder de dakloze mensen die er waren.  Ik werd uitgenodigd door een Griekse man en zijn Poolse vriendin. Ze gaven mij een joggingbroek, een stuk karton en koude thee. Ik was blij dat ik bij hun kon blijven. Koud had ik het wel. Mijn wagen had in het hotel mogen blijven en ik had alleen mijn dunne vliesslaapzak meegenomen. 

In de morgen stond ik vroeg op. Ik zag een rij mensen die op audiëntie bij de paus gingen. Ik ging erbij staan. Tenslotte heb ik de paus gezien. Ik heb vertrouwen in de paus, hij maakt een verschil. 

Tegen de middag begon ik aan het vervolg van mijn reis. Een vrouw zei: 'Ik heb je op de televisie gezien. Op RAI 2.