donderdag 8 december 2016

Caritas

Van Solopaca liep ik naar Benevento, ongeveer op dezelfde hoogte als Napels. De weg ging vaak omhoog en ik had het niet verwacht. Daarom mopperde ik, terwijl ik ook blij was dat ik blijkbaar nog wel omhoog kon lopen. Ik dacht dat ik dat niet meer kon, sinds ik al moe ben van een viaduct. In het donker kwam ik in Benevento aan. Ik was een schroef verloren aan mijn wiel. De wiel was daardoor weer los van de wagen. Voorzichtig liep ik over de hobbelige straatstenen naar een hele grote kerk.  Een zuster in een luxe gewaad droeg mij over aan de priester. Ik vroeg om een plaats voor mijn tent. Een plaats voor mijn tent vind ik niet te veel gevraagd. Ik vraag het vrij. Maar het is doorzichtig, dat wel, sinds ik het vraag in een drukke stad waar geen enig stukje gras te vinden is. De priester zei daarom: 'Er is hier geen gras waar je tent kan staan.' Hij vertelde over een andere kerk, aan de rand. Ik wilde graag dat hij op de GPS van mijn telefoon aanwees waar ik die kerk kon vinden. Hij had er nauwelijks geduld voor, maar ik was aanhoudend. Onderweg er heen zag ik een gebouw met klokken. 'Hier is ook een kerk,' dacht ik, 'Ik vraag het eerst hier.' Het was helemaal geen kerk en ook geen museum, maar een gebouw van de Caritas. Ik mocht er blijven. Twee Nigeriaanse meisjes deelden hun kamer met mij. De werker van de avond en de nacht was druk. Ik zei: 'Je werk is veel controle.'  'Ja,' antwoordde hij, 'Ik moet veel regels controleren, anders heb ik problemen.' 'Grappig,' dacht ik, 'Eerst bedenken ze regels en dan komen ze erdoor in problemen.'  De werker zocht mij op. We gingen bij de buitendeur staan, sinds er nog een nieuw gezin zou komen. Eindelijk rond een uur of tien waren ze er. Een vader en een moeder en drie dochters van zestien en twaalf en acht jaar oud. Het huis was ingestort, ze konden er niet meer in. Het was een geluk dat niemand gewond was geraakt. Een van de dochters droeg een hond en dat werd een groot probleem. De hond kon niet blijven, ook niet voor een nacht. Een van de regels waardoor de werker in problemen zou komen. De vader zag er al ontevreden uit. Hij mopperde en schold. Hij wilde feitelijk weer opstappen, maar toen iedereen al weer buiten stond, bedacht hij zich toch. Misschien had hij ook niet geweten waar hij zijn gezin moest brengen. De moeder probeerde iemand te vinden die de hond op kon halen. Ze belde een aantal keren en ieder gesprek eindigde scheldend. De dochters hingen ondertussen vermoeid op de bank. Tenslotte kon de hond ergens terecht, maar ze moesten hem zelf brengen. De hele familie vertrok om de hond weg te brengen. Wij bleven wachten tot ze na een uur terug kwamen. Rustiger nu en ook een beetje blijer met de plek die ze kregen voor de nacht. Veel mensen, feitelijk veel vrouwen, leken in mijn ogen ondankbaar en afwerend. Het waren vooral Afrikaanse mensen die ik daar zag. De meisjes, met wie ik mijn kamer deelde, waren twintig jaar. Zonder ouders of familie naar Italië gekomen. Ik kon Engels met ze praten. Ze vertelden dat de Caritas goed voor hen was, en op dezelfde tijd helemaal niet. 

Ik was verbaasd dat in de morgen iedereen zo vroeg wakker was. Na een tijdje begreep ik waarom: iedereen moest de deur uit om acht uur. Ze konden pas in de avond om acht uur weer binnen komen. Een man zei dat hij met de trein rond zou rijden tot de avond. De meisjes wisten niet wat ze zouden doen. Waarschijnlijk rondlopen in de stad. De dochters van de vorige dag, keken onwennig rond. Ik kon een beetje met ze praten en lachen. Toen zwaaiden we elkaar een goede dag. De verloren schroef werd mijn eerste zorg. Het was een feestdag van een heilige. De mensen waren vrij en de winkels dicht. Ik probeerde een benzinestation maar die verkochten alleen benzine en eten. Opeens zag ik een winkel open. Een winkel zoals Lenta in Delft. Ik vroeg de winkelier naar mijn wagen te kijken. Geen één schroef uit zijn winkel paste aan mijn wagen. Toen zag hij de fietsenmaker. De fietsenmaker haalde uit zijn werkplaats de goede schroef. Samen maakten ze mijn wiel weer vast en in balans. In de tussentijd stond er een heel groepje mannen om mijn wagen. 'Wat heb jij veel geluk gehad op deze feestdag,' zeiden ze. Het was zo. Alweer. 
Van Benevento liep ik vandaag naar Casalbore. Vijfhonderd meter omhoog. Ik ben weer in een bijgebouw van de kerk beland. Morgen klim ik naar negenhonderd meter. Daarna liggen de Appenijnen achter mij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten