zaterdag 10 september 2016

IN HEIDELBERG

De eerste keer dat ik hier in Heidelberg kwam, was het met de idee dat het er middeleeuws zou zijn. Heidelberg had eens gehoord bij mijn vocabulaire als ik vragen en antwoorden leerde uit de Heidelbergse catechismus. Kon die historische stad modern en hedendaags zijn geworden?  Het is een kleine vriendelijke stad met een fontein die in deze warme dagen zoveel goed doet aan die mens die aan de zijkant staat en de rondvliegende druppels opvangt.
Ik ben van mijn route afgeweken om de familie, die ik in Heidelberg ken, op te zoeken. Het was een onderneming, sinds ik rond een uur of zes in de 'Randstad' aankwam, waar ik de rivier Neckar zocht naar Heidelberg. In samengegroeide steden is het moeilijk een plek te vinden voor de nacht.  Ik liep door Ludwigshofen naar Mannheim over de Schumacher Brucke. De brug was moeilijk te vinden, min of meer verstopt in een 3 etages hoge labyrint van snelwegen. Twee studenten liepen met me mee tot waar ik de brug kon zien. De brug was afgesloten voor fietsers en voetgangers, vanwege schade. Auto's reden er wel over heen, zou de brug dan mij niet houden? Ik wurmde mij en het wagentje langs de afzetting. Een beetje bezorgd was ik wel, dat ik mogelijk naar beneden kon storten. Aan de overkant opnieuw een afzetting en daar kon ik op geen één manier langs komen. Terug gaan zou ik zeker niet. Er was een trap. Die leidde naar een haven vol containers en vrachtwagenchauffeurs en beladers. Iemand zou mij nu wel helpen, dacht ik. Een vrouw alleen, nu bijna middernacht, verdwaald op een haven. Iedereen liet mij volkomen links liggen. Ik had mijn plan en mijn probleem uitgelegd, dat wel. Ik hoorde vrachtwagenchauffeurs met elkaar praten en lachen en zeggen: 'Alle wegen leiden naar Rome.' 'Zij worden mijn collega's', dat was een niet aantrekkelijke gedachte. Maar ik keek mijn ogen uit op die haven met grote machines die containers verplaatsten, vrachtwagens op- en aflaadden. Na een tijdje besloot ik om in beweging te komen. Beweging verandert de situatie. Het zou mij nieuwe opties geven. Ik kwam in de bewoonde wereld, tenslotte bij een fietsers wegaanwijzing naar Heidelberg. Nog 24 kilometer. Ik was te moe om mijn tent op te zetten, daarom bleef ik lopen. Rond acht uur kwam ik aan in Heidelberg. Langs de Neckar in de zon ging ik eerst slapen.

EEN WONDER, GEEN TOEVAL

Na de Rijn, waren de velden een frisse afwisseling. Ik ging weer af en toe naar links of rechts. Het was daar zo mooi dat ik er wilde blijven. Tegen een bomenrij ben ik in de nacht onzichtbaar, ik weet dat. Het was idyllisch. Een veld met hooibalen en op de achtergrond een dorp en een kerk. De volgende morgen kwam een hert uit de bomen op het veld rennen. Wat zou er 's nachts allemaal gebeuren, dicht bij mijn tent als ik slaap. Ik brak vroeg op, bleef nog zitten om het mooie uitzicht. Een jeep kwam aan. Er in de eigenaar van het land. Wat ik daar deed? 'Ik heb hier vannacht mijn tent opgezet. Ik wist geen andere plek en het is hier zo mooi.' 'Je had onder de brug kunnen slapen,' antwoordde hij. 'Ja, als ik van die brug wist, zou ik eraan hebben gedacht,' zei ik, 'Is dit uw land?' Het was zijn land en ik bood mijn excuses aan. Hij zei: 'Blijf hier, dan haal ik koffie.' Hij schoot een vogel, ik kon er niets aan doen en hij kwam terug met koffie en broodjes.  Ik was blij want het was zondag. Dan is hier geen winkel open.
Ik liep de hele dag. Ik zag een goede plek voor mijn tent. Maar ergens vandaan kwam de indruk dat ik beter naar de volgende dorp kon lopen. Ik vond daar een wijnhuis, waar ik in de tuin mocht kamperen. Een familie die de druiven verbouwt, de wijn maakt, proeft en flest, serveert en verkoopt. Het hele proces. Ze vroegen of mijn wagen licht liep. Nee, de balans is moeilijk te vinden en een verbinding begon te breken. De eigenaar was al naast de wagen geknield. Hij wilde het lassen als ik bleef. Zijn broer kwam er bij en samen namen ze mijn hele wagentje onder handen! Ik had me er zorgen over gemaakt en nu was het opgelost!
Ik kreeg druivensap mee, want wijn drink ik niet vaak.

vrijdag 9 september 2016

Niet altijd reis ik gemakkelijk. Het zou vreemd zijn daar niet over te schrijven. Maar mijn lieve moeder leest het ook! Daarom aan mijn moeder:; Lieve Mem, niet alles is gemakkelijk, maar wel alles is goed!
Ik heb mij eerst veel opgelegd; zoveel kilometer per dag, gezond eten, iedere dag koken. Ik doe dat allemaal niet. Ik denk: 'Ik ga nu nog niet uitrusten, ik kan nog verder lopen.' En op dezelfde tijd dat ik het denk, loop ik naar dat bankje en ga zitten. Ik blijf hangen in Koblenz, want het is daar zo mooi. De gedachte dat ik een slaapplek moet vinden, zet mij niet in beweging. Gezond eten doe ik wel. Havermout, noten, vijgen, bonen, vis, ...  Dan denk ik aan Jochem, die dat ook belangrijk vindt en erover advies gaf ((-: 
In Ludenhof overnachtte ik in een vrolijke tuin. De tuinstoel en een stekkerdoos werden bij mijn tent gezet.


En een heerlijk ontbijt, de volgende morgen om zeven uur. 'Zijn dat goede schoenen die je draagt?', vroeg Gertrude, de vrouw van het huis. 'Ja, hele goede schoenen!', zei ik, 'Kijk, ze lopen rond. Men noemt de schoenen MBT!' Ik zou niet weten hoe ik er in Duits iets over kan zeggen, maar de man van het huis zegt: 'Ooohhh... MBT... die heb ik ook!' Hij haalt ze tevoorschijn   We zijn allebei enthousiast.
Ik verdwaal nogal vaak, altijd rond twee uur in de middag. Als ik eindelijk bij de Rijn aankwam, voelde het bijna als een historisch moment. Ik overnachtte op een prachtige plek aan de oever. Maar ik was de hele nacht bang. Zo bang dat ik nauwelijks sliep. En ook de nacht erna was ik bang. Op een veld tegen een rij bomen aan. Ik weet dat ik zo niet gezien kan worden, maar van dat weten raakte ik niet gerust. Het was koud, die nacht. Ik kreeg mij niet goed warm. Maar er waren zoveel sterren aan de hemel! Zoveel had ik nog nooit gezien  'Heb je vannacht de sterren gezien?', vroeg iemand mij, 'Het is zeldzaam, en het is vooral op deze plaats goed te zien,' 'Ja, ik zag ze. Ik dacht al: wat veel!'
Omdat ik veel had gelopen en weinig had geslapen, was daar mijn eerste kleine break-down. Ik liep nog hooguit tien kilometer per dag en  had veel aandacht nodig voor allerlei emoties. Ik mis mijn vader, dat in de eerste plaats. De vorige nacht sliep ik weer aan de oever, een prachtige plek tussen bomen In het zand. Ik ben daar vandaag gebleven. Ik heb mijn haren en mijn kleren gewassen in de Rijn. Schoon is het misschien niet, maar wel weer zacht en met de geur van zeep. Ik heb reparaties uitgevoerd en verbeteringen aangebracht. Het was daar zo mooi en ik voelde zo vrij!
Vannacht slaap ik in de tuin van een soort gezinsvervangend tehuis. Een prachtig oud huis met een tuin. Overal om mij heen zijn die monumentale huizen! Ik slaap vannacht gerust. Ik heb mijn hele eigen douche en wc, en morgen ontbijten we samen. Ik verheug mij daar op.
Al ruim twee weken ben ik onderweg. Het ritme van lopen is fijn. Iedere kilometer hoort bij de reis. In de eerste dagen heb ik vaak aan mij geroken. Nee... geen azijn of aceton. Dat had ik in de film gezien en me er op verheugd. Ik kijk. Ik kijk de hele dag. Soms, aan een lange weg, zie ik minutenlang het zelfde.  'Mijn ogen hebben hier geduld voor nodig.' denk ik. Ik heb zoveel vrachtwagenrijlessen besteed aan ver vooruit kijken. Maar nu is dichtbij kijken juist de kunst. De dichtbije opmerking van details.
Terwijl ik loop, vang ik flarden van gesprekken op. Soms verbijsterend, soms ontroerend. Ik denk: 'Het zou toch wel een gek leven zijn, als je steeds alleen maar met flarden leeft.' Maar gesprekken zijn er ook veel. Met mensen die mij aanspreken. Obviously vanwege mijn wagentje. Ik hoor zoveel verhalen. Ik herinner één gesprek: 'Meneer, weet u waar de Kapelse Poort is?' Hij legt het mij uit. Hij vraagt: 'Waar ga je heen?' 'Ik ga naar Rome.' 'En als het niet lukt?' 'Dan lukt het niet. Dan komt mijn broer mij halen.' 'Goed! Ik ben vroeger manager geweest van dat en dat. Ik mocht niet falen van mezelf, maar toen...'  Hij vertelt een heel leven en kostbare ontdekkingen. Ik geniet van de gesprekken. Met vertrouwen heeft het misschien niet veel te maken, ik ben een vreemdeling. Maar soms lijkt het alsof een hart een nieuw idee krijgt, op gang gebracht door de aanblik van de wandelaar-ster.
Ik kwam in Duitsland aan op de elfde dag. Dat was mijn verjaardag. Ik liep door velden maïs en pompoenen, uur na uur. Ik moest wennen aan het nieuwe land, zou ik hier welkom zijn. Een fietser riep: 'Morgen'. Voor ik wist hoe ik een groet terug zou uitspreken, was hij al lang verdwenen. Ik voelde me onbeholpen doordat ik de taal niet spreek. Aan het einde van de dag vroeg ik aan een man of ik in zijn tuin mocht blijven. Hij was daar met zijn kleinzoon. Hij zei: 'Ja, blijf hier. De tuin is groot genoeg.' We dronken koffie en ik had dadels. Inmiddels in de schemering, zette ik mijn tent op. Ik hoorde de vrouw van het huis ruzie maken met haar man. De kleinzoon liep naar me toe en legde het uit. Zijn oma was boos dat haar man zo argeloos had vertrouwd. Wie loopt er in deze slechte wereld alleen naar Rome? Waarschijnlijk had ik een telefoon en zou ik in de nacht mijn vrienden bellen om hier de boel te plunderen. Ze wilde tenminste een foto van mijn paspoort. 'Ik ben zo niet, ik ben tamelijk betrouwbaar,' wilde ik zeggen. Maar ze zou niet weten of het waar was. Ze wilde me in de eerste plaats niet eens ontmoeten. Ik wilde weer weg gaan, maar de man van het huis stond er op dat ik bleef. Zo is het gegaan, We zaten nog uren lang in de tuin. Vrienden en familie kwamen langs, het was zo gezellig. Maar de vrouw van het huis kwam niet meer buiten.
Ik heb ondertussen veel hartelijke Duitsers ontmoet. Ik ben hier welkom, ik weet het al. Ik slaap in tuinen, wordt uitgenodigd om te komen eten,of koffie drinken. Ik vroeg aan een vrouw of ze mijn waterflessen wilde vullen voor onderweg. Na een tijdje kwam ze terug. In één fles was het water niet helder. Ze zei: 'Hier heb ik calcium en magnesium in gedaan, voor als je moe wordt.'  Dat was hartverwarmend meegedacht.  De avond ervoor had ik ook water gevraagd. Aan een man aan de deur. Hij zei: 'Ik heb al geld gedoneerd.' 'Goed, maar heeft u water voor mij?' 'Ik heb al gegeven. Ik heb geld overgemaakt!' Ik begon te lachen. De man keek vreemd, maar sloot de deur.  Daar zouden Erik en ik een toneelstuk van kunnen maken!
Mijn reis gaat langs rivieren. Eerst liep ik langs de Roer, nu loop ik langs de Rijn. De dorpen en steden aan rivieren zijn levendig. Mensen spelen in het water, zitten bij elkaar op bankjes of in een park. Het lijkt makkelijk om het leven mooi te maken.  Er is zo veel te zien, zo veel dat ontroert. Ik geniet er veel van.