vrijdag 9 september 2016

Al ruim twee weken ben ik onderweg. Het ritme van lopen is fijn. Iedere kilometer hoort bij de reis. In de eerste dagen heb ik vaak aan mij geroken. Nee... geen azijn of aceton. Dat had ik in de film gezien en me er op verheugd. Ik kijk. Ik kijk de hele dag. Soms, aan een lange weg, zie ik minutenlang het zelfde.  'Mijn ogen hebben hier geduld voor nodig.' denk ik. Ik heb zoveel vrachtwagenrijlessen besteed aan ver vooruit kijken. Maar nu is dichtbij kijken juist de kunst. De dichtbije opmerking van details.
Terwijl ik loop, vang ik flarden van gesprekken op. Soms verbijsterend, soms ontroerend. Ik denk: 'Het zou toch wel een gek leven zijn, als je steeds alleen maar met flarden leeft.' Maar gesprekken zijn er ook veel. Met mensen die mij aanspreken. Obviously vanwege mijn wagentje. Ik hoor zoveel verhalen. Ik herinner één gesprek: 'Meneer, weet u waar de Kapelse Poort is?' Hij legt het mij uit. Hij vraagt: 'Waar ga je heen?' 'Ik ga naar Rome.' 'En als het niet lukt?' 'Dan lukt het niet. Dan komt mijn broer mij halen.' 'Goed! Ik ben vroeger manager geweest van dat en dat. Ik mocht niet falen van mezelf, maar toen...'  Hij vertelt een heel leven en kostbare ontdekkingen. Ik geniet van de gesprekken. Met vertrouwen heeft het misschien niet veel te maken, ik ben een vreemdeling. Maar soms lijkt het alsof een hart een nieuw idee krijgt, op gang gebracht door de aanblik van de wandelaar-ster.
Ik kwam in Duitsland aan op de elfde dag. Dat was mijn verjaardag. Ik liep door velden maïs en pompoenen, uur na uur. Ik moest wennen aan het nieuwe land, zou ik hier welkom zijn. Een fietser riep: 'Morgen'. Voor ik wist hoe ik een groet terug zou uitspreken, was hij al lang verdwenen. Ik voelde me onbeholpen doordat ik de taal niet spreek. Aan het einde van de dag vroeg ik aan een man of ik in zijn tuin mocht blijven. Hij was daar met zijn kleinzoon. Hij zei: 'Ja, blijf hier. De tuin is groot genoeg.' We dronken koffie en ik had dadels. Inmiddels in de schemering, zette ik mijn tent op. Ik hoorde de vrouw van het huis ruzie maken met haar man. De kleinzoon liep naar me toe en legde het uit. Zijn oma was boos dat haar man zo argeloos had vertrouwd. Wie loopt er in deze slechte wereld alleen naar Rome? Waarschijnlijk had ik een telefoon en zou ik in de nacht mijn vrienden bellen om hier de boel te plunderen. Ze wilde tenminste een foto van mijn paspoort. 'Ik ben zo niet, ik ben tamelijk betrouwbaar,' wilde ik zeggen. Maar ze zou niet weten of het waar was. Ze wilde me in de eerste plaats niet eens ontmoeten. Ik wilde weer weg gaan, maar de man van het huis stond er op dat ik bleef. Zo is het gegaan, We zaten nog uren lang in de tuin. Vrienden en familie kwamen langs, het was zo gezellig. Maar de vrouw van het huis kwam niet meer buiten.
Ik heb ondertussen veel hartelijke Duitsers ontmoet. Ik ben hier welkom, ik weet het al. Ik slaap in tuinen, wordt uitgenodigd om te komen eten,of koffie drinken. Ik vroeg aan een vrouw of ze mijn waterflessen wilde vullen voor onderweg. Na een tijdje kwam ze terug. In één fles was het water niet helder. Ze zei: 'Hier heb ik calcium en magnesium in gedaan, voor als je moe wordt.'  Dat was hartverwarmend meegedacht.  De avond ervoor had ik ook water gevraagd. Aan een man aan de deur. Hij zei: 'Ik heb al geld gedoneerd.' 'Goed, maar heeft u water voor mij?' 'Ik heb al gegeven. Ik heb geld overgemaakt!' Ik begon te lachen. De man keek vreemd, maar sloot de deur.  Daar zouden Erik en ik een toneelstuk van kunnen maken!
Mijn reis gaat langs rivieren. Eerst liep ik langs de Roer, nu loop ik langs de Rijn. De dorpen en steden aan rivieren zijn levendig. Mensen spelen in het water, zitten bij elkaar op bankjes of in een park. Het lijkt makkelijk om het leven mooi te maken.  Er is zo veel te zien, zo veel dat ontroert. Ik geniet er veel van.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten