maandag 5 december 2016

Alife

In Alife bracht iemand mij naar een huis.  Het is een huis boven een santuario, midden in de weilanden. De santuario heeft een torentje met klokken. Voor de klok slaat, is er eerst lawaai in het huis. De eerste keer schrok ik daar veel van, sinds ik het huis ook een beetje spookachtig vind. Er was een videorecorder en een computerscherm. Ik drukte op wat knoppen, ik zag een beeld. 'Misschien ben ik midden in een film terecht gekomen,' dacht ik. Ik probeerde die film bewegende te krijgen, maar toen begreep ik opeens dat het stille beeld de voorkant van die santuario was, videobewaking. Ik zag veel spinnewebben en dat donkere gebouw. Vanaf die moment werd ik bang. De beangstigende noodzaak van videobewaking op de verlaten plek. In mijn slaapkamer staat de kribbe en kerstballen en wel zes of zeven kruizen. Maar in de zon van de morgen ziet alles er weer vriendelijk uit. Ik blijf hier vandaag. Om negen uur ben ik alweer in Alife voor boodschappen. Ik loop hier rond, ik zit in de zon en straks ga ik weer naar huis met mijn melk voor koffie. Ik vertraag mijn reis, zodat ik rond twintig in Bari, de stad van Sint Nicolaas, ben en geld heb voor de boot. De bejaarde Belgische zuster, Judith, had van God gehoord dat ik naar huis moest gaan. 'Als ik dat ook hoor, zal ik wel gaan,' antwoordde ik. Het was een beetje vreemd, dat wel, sinds ik steeds vaker graag naar huis wil. Ik stop mijn reis in Athene, sinds daar een vliegveld is, en een plek waar ik een kleine tijd kan blijven. 
Judith,  huilde, toen ik ging. Ik begreep het, sinds ik haar eenzaamheid had gevoeld. Aan tafel werden de laatste aanwijzingen gegeven voor de speciale gebedsavond. Deze keer zou er wierook worden gebruikt. Judith zei: 'Moeder, wacht tot ik bij de dokter ben geweest! Ik ben astmatisch.' De moeder overste zei dat ze bij de deur kon staan en dat het niet veel wierook zou zijn. Judith maakte nog een opmerking, tot een andere zuster riep: 'Oh moeder, ze begrijpt ook niks.' Zo werd het afgesloten. Judith zag dat ze een vlek had op haar zustergewaad. Met water en servetten begon ze er op te wrijven. Later wilde ze mij spreken. Een onderhoud over de heiligen, dacht ik. Maar ze begon te vertellen over de pijn die ze voelde van de onverkwikkelijke conversatie.

Judith wilde mij alle Nederlandstalige boeken meegeven die ze had. 'Ik heb geen plek daarvoor,' zei ik, maar twee hele dunne boekjes pasten in mijn tas. 

Ik kreeg een prent van Maria van de broeder die ook mijn wagen al had gerepareerd, en de moeder overste maakte mijn lunch gereed. Met elkaar zwaaiden ze mij uit. 'Wat een vreemd leven hier,' dacht ik. Tijdens de maaltijden leest iemand de krant voor, of luisteren ze naar muziek. De communicatie is sober en het leven is dat ook. Sober en met even streng gebonden regels als het leven van de alcohol- en drugs verslaafden en de kleine criminelen in de communie die ik net eerder had ontmoet. Toch heb ik in een kleine tijd veel waardering gekregen voor die stille mensen, die mij zo welkom hadden gemaakt.  

1 opmerking: