maandag 10 oktober 2016

Merano en Bolzano

Met mijn nieuwe banden op zak, loop ik veilig nog zo lang mogelijk door op de oude banden. En nu na een week, zijn het nog steeds de oude banden die mijn wagen dragen. Ik ben al lang over de Reschenpas, nu in Bolzano. Dagen achtereenvolgens heb ik gelopen en in de natuur geslapen en bijna niemand gesproken dan alleen de nieuwsgierige mens die graag wil weten wat ik van plan ben en respect betuigt. Die kleine ontmoetingen doen mij goed, sinds ik mij soms eenzaam en ontheemd begin te voelen. Aan het einde van de middag bereikte ik Merano, een kleine drukke stad. Het was geen gunstig tijdstip om een stad te bereiken, dat wist ik inmiddels wel, want in of dichtbij een stad vind ik niet gemakkelijk een plek om te slapen. Ik overwoog om in een appel boomgaard mijn tent op te zetten. Maar het is de tijd van oogsten en ik vind het net te brutaal sinds de kans groot is dat ik in de morgen de appelplukkers rond mijn tent zal zien staan. Daarom ging ik verder. Dat zijn de momenten dat ik het los laat en hoop dat er opeens een perfecte plek verschijnt en meestal is het zo gegaan. Ik zag een weggetje omhoog, naar wat leek op een bossig gebied. Het liep naar een huis, waar precies een man en vrouw in de tuin liepen. Ik vroeg of ik daar mocht blijven. Ze begrepen mij niet. Ze dachten dat ik bij de buurvrouw wilde zijn. Ze zeiden veel en ik begreep hun niet. Ik dacht dat ik bij een gasthuis was aangekomen. Toen werd het hen en mij duidelijk. Zij woonden daar en ik zocht een plek. Zij hadden een logeerbed voor mij. Ik at met hen spaghetti en we praatten tot diep in de nacht. Ik ben bij hun, bij Andrea en Petra, een paar dagen gebleven. Ik hielp de schuur bouwen en ik vergat feitelijk dat ik op reis was. Ik had daar wel voor altijd willen blijven en dat was zelfs mogelijk.  Andrea kwam aanlopen met een jampot. Er in zat een schorpioen die hij in de tuin had gevonden. Het was een kleine schok voor mij, sinds ik nog nooit een levende schorpioen had gezien en ook niet wist dat die in Italië rondlopen. Een paar nachten eerder, zo in de morgen rond vijf uur, was er bij mijn tent dicht bij de weg een dier aangekomen. Hij had tegen mijn tent geduwd, alsof hij die omver wilde halen en met zijn klauw vier scheuren in mijn tent gemaakt. Ik had rechtop gezeten, niet wetende wie het was en wat ik moest doen. Ik had gauw mijn schoenen aangetrokken en scheen met mijn zaklamp. Het dier was weggegaan en ik ook, zodra het licht was geworden. Tot nu toe was ik vooral bang geweest voor mensen. Dat dier heeft het veranderd, hoewel hij geen agressieve geluiden maakte en na een tijdje weer weg wandelde. Ik sliep sinds dien met mijn kleren aan, zodat ik snel kon vluchten. Vrienden hebben mij gerust gesteld: het was zeker geen dier dat mensen eet, het was alleen een nieuwsgierig dier.

Nu ben ik in Bolzano. Bij een café met vier paarden. Ik kon in de tuin kamperen en ik kreeg koffie en taart. Het was nog niet zo laat. Ik vroeg of ik iets kon doen. Misschien kon ik de taart voor morgen maken? Ja, ik kon iets doen... ik kon helpen met hooien. Zo blijf ik hier ook een paar dagen, tot het hooien is gedaan. Soms zit ik bij mijn tent en komt er een paard voorbij lopen. Ik mag de fiets lenen, waarmee ik door Bolzano fiets. Ik mis Mees en Erik en ik geniet op dezelfde tijd van dit verrassende en ontheemde leven.

1 opmerking:

  1. Wat weer veel dingen die je meegemaakt hebt, Sophie. En wat veel fijne mensen die je steeds weer opvangen. Van dat beest bij je tent begrijp ik het best dat je bang werd. Het zijn steeds weer vreemde plekken waar je komt. Pas je goed op jezelf? Hoeveel dagen denk je nog te moeten lopen naar Rome? Lieve groet!

    BeantwoordenVerwijderen